82 LEEN QUIST vende Deense keramiste, begon hij eenvoudige cilinder- en trechtervormige kommen van witbak- kende aardewerkklei te maken. De klassieke vor men kregen een crème-wit glazuur of werden van een blauw decor voorzien dat uit horizontale en verticale arceringen bestond. Deze kommen doen reeds denken aan het later door hem ge bruikte porselein. Toch bleef het proces wat moeizaam verlopen, daar hij zonder hulp zijn weg trachtte te vinden. Deense perfectie In 1976 verzocht hij de jonge Deense keramiste Clara Andersen bij haar in de leer te mogen. In de zomer van 1977 werkte hij met haar in Aarhus en kreeg de fijne kneepjes van de draaitechniek onder de knie. Tussen beide keramisten ontstond een zeer creatieve wisselwerking. Het verfijnde gevoel voor een uiterst geraffineerde vormgeving, die bovendien zeer functioneel is, vormde voor Quist een bron van inspiratie. Op de tentoonstelling in het Zeeuws Museum waren enkele voorwerpen te zien uit de periode rond 1977. Deze zijn nog in aardewerk uitge voerd en illustreren de overgang van de in Dene marken gemaakte voorwerpen naar het porselein dat Quist sinds 1979 maakt. In het begin experimenteerde Quist met allerlei technieken, maar al snel maakte hij de keuze voor de vormentaal die karakteristiek is voor zijn huidige werk in porselein. Een beperkt aantal ge draaide basisvormen - bolvormige en cilindrische dekseldozen alsmede cilindrische schalen en kommen - komt in talrijke variaties voor. De strakke lineaire decoratie versterkt en accentueert de vorm. De ingekraste lijnen, die als een quasi vlechtwerk of als banden de vorm omsluiten, worden later met een gekleurde sliblaag gevuld. Deze dikwijls kobaltblauw gekleurde lijnen ver zinken als het ware in de huid van het object. Het smetteloze koele wit is een fraaie basis voor de donkere accenten. Door de zachte glans van het glazuur verkrijgen de vormen toch een ze kere tederheid. Kleuren vorm Quist maakte in eerder werk nog wel gebruik van kleur - vooral het Oosterse celadon en het roodbruine tenmoku hadden zijn voorkeur - maar het grootste deel van zijn objecten is glanzend wit en met donkerblauwe accenten uitgevoerd. Vanaf 1990 wordt het werk plotseling veel kleur rijker. Brede banden in geel. pistache en roze ge ven de vormen een vrolijk karakter. Naast het vaste vormrepertoire van de cilindrische en bol vormige reeksen ontwikkelde Quist een kegel vorm, die hij zowel op clekselpotten als op een monumentale tulpenvaas toepast. Iedere zich zelf respecterende keramist moet toch ooit een tul penvaas gemaakt hebben, aldus de kunstenaar. De Noordelijke traditie De tentoonstelling in het Zeeuws Museum was uitzonderlijk, omdat behalve de ontwikkeling van het werk van Leen Quist diens inspiratiebronnen werden getoond. Dit is daarom zo bijzonder, om dat keramiek meestal in grote groepstentoonstel lingen wordt geëxposeerd of op exposities alleen het meest recente werk te zien is, en dat geldt met name bij succesvollere kunstenaars. Op de Middelburgse tentoonstelling kwam de ontwikkeling van het werk van Leen Quist uitge breid aan de orde. Thimo te Duits, gastconserva tor van het Museum Boymans van Beuningen, had een weloverwogen keuze gemaakt uit het werk van Leen Quist en bovendien uit de om vangrijke collectie keramiek die de kunstenaar samen met Frans Koster in de loop der jaren heeft aangelegd. De expositie was rond het thema van de Noordelijke traditie gegroepeerd. De Noordelijke traditie is een kunsthistorische term voor Renaissancekunst van schilders uit En geland, de Nederlanden, Duitsland en Zwitser land. Ten noorden van de Alpen bleven de meeste kunstenaars tot in de vijftiende eeuw on verschillig voor de Italiaanse vormen en ideeën; zij richtten zich voornamelijk op Vlaanderen. Aan dit betrekkelijke isolement kwam omstreeks 1550 plotseling een einde toen het noorden door Itali aanse invloeden werd overstroomd. De late go tiek maakt plaats voor de kunst van de Noorde lijke Renaissance, waarbinnen de tradities echter hardnekkig blijven bestaan. Vooral de invloed van de Reformatie heeft in het noorden, veel meer dan in Italië, schokkende gevolgen voor de kunst gehad. Aan een honderdjarige oorlog van stijlen kwam een eind toen de barok in de eerste decennia van de zeventiende eeuw een interna tionale beweging werd. Bernard Leach In de keramiek is een dergelijk behoud van tradi tie ook te onderkennen. De geschiedenis van de moderne keramiek begint in Nederland, evenals in de meeste andere Europese landen, omstreeks de eeuwwisseling. Na een betrekkelijk internatio nale periode, die door de Jugendstil werd geken merkt, tekende zich een Noordelijke stijl af. In de keramiek van na de Tweede Wereldoorlog mani festeert zich, meer dan welke andere vorm ook, de container, die in de rijke traditie van het am bachtelijke gebruiksgoed is geworteld. Daarnaast

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1993 | | pagina 4