96 150 JAAR ZL' 1 werden leden van de algemene organisatie vanuit de katholieke kerk op hun lidmaatschap aange sproken. In Wouw is dat nog in de jaren '50 zo hoog gelopen, dat de bisschop zich ermee moest bemoeien. Nu zijn de verhoudingen veelmeer ge normaliseerd. Met name onder de leden zelf spe len de verschillen tussen de drie organisaties nau welijks een rol. Wel is de N.C.B. altijd - naar rooms-katholiek model - een organisatie geweest waarin men volgde wat van bovenaf werd ge zegd. De Z.L.M. heeft altijd van onderop gewerkt en consensus is dan ook altijd een zorg geweest, maar ook een voordeel. We werken als landbouworganisaties goed sa men, maar af en toe merk je de verschillen nog. Als het erop aankomt, hechten we alle drie erg aan onze identiteit. Want ook 'algemeen' zijn, is een identiteit: wij respecteren ieders opvatting. Als we elkaar niet kunnen vinden, gaat dat slechts in bijzondere gevallen om principiële aan gelegenheden, en dan neigt de Z.L.M. er over het algemeen toe om respect te tonen. Maar soms is er sprake van pure profilering, en dat is ook niet verboden. Soms doen wij dat ook, we zeggen wel eens: sorry jongens, wij zijn de grootste orga nisatie, dit doen wij. Is in de naoorlogse periode niet te zeer de na druk op produktieverhoging gelegd? Achteraf gezien uiteraard - maar het was de tijd. Men had in de oorlog honger gehad en zei: dit nooit weer. Er was euforie: nu wordt alles beter, en de voedselproduktie werd inderdaad een suc ces. Of we het anders hadden moeten doen, is de vraag: Nederland heeft er enorm van kunnen profiteren, onze landbouw heeft de geboden kansen gepakt en is één van de beste ter wereld geworden. Vanaf 1970, toen voor het eerst over boterbergen werd gepraat, had misschien de ge organiseerde landbouw, maar ook de overheid, moeten herkennen wat er aan de hand was. Maar 'overproduktie' was een rot verhaal om aan de boeren te vertellen. Toen ik in 1975 mijn eerst verhaal hield en zei: mensen, we moeten wat aai' die overschotten en aan die zuivel doen, werd ik bij wijze van spreken bijna de zaal uitgezet. Min der produceren? Het gaat net zo lekker! De over heid heeft er ook steeds moeite mee gehad om over overproduktie te praten. Een regering denk slechts in regeerperioden van vier jaar en kar ook geen dingen opleggen die de mensen nie bereid zijn te dragen. Zou het werken dicht bij de natuur en het wo nen op een boerderij en zo voort niet een moti vatie kunnen zijn voor de boeren om wat tevre dener te zijn met een relatief lage beloning voor hun arbeidsprestatie? Ik denk dat men dat zelf wel ziet. Klagers is we; eens voorgehouden door een bestuurslid: een slecht boerenjaar is nog geen slecht boerenleven. Voorzitter Van der Maas, die toch bekend staat als een erg economisch denkend mens, heeft in één van zijn laatste jaarredes gezegd: 'De enige zwak heid die wij als boeren hebben, is dat we zc graag boer willen zijn. Als ik mijn boerderij ver koop, heb ik veel meer rendement van mijn geld'. Dat aspect wordt dus wel meegewogen. Al leen, als je als landbouworganisatie wilt blijven meepraten in deze economisch gerichte wereld, dan moet je dat aan de hand van vergelijkende inkomenscijfers doen, en dan komt dat erg eco nomisch over. Boeren laten heus wel meewegen dat ze baas op eigen land zijn, buiten wonen en met de natuur bezig zijn. In de vergaderingen van de laatste winter is somber gesproken, maar met het voorjaar vergeet men dat gauw om te ge nieten van al wat er weer te doen valt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1993 | | pagina 18