JACOB STAMPERIUS, JEUGDBOEKENSCHRIJVER VAN ZEEUWSE
AFKOMST
97
G.G. Trimpe Burger-Mekking
Jacob Stamperius (1858-1936), afkomstig uit Wilhelminadorp in Zeeland, was een bekend schrijver van
kinderboeken en in zijn tijd bovendien een belangrijk man in onderwijskringenOp zijn zeventigste
verjaardag, 8 april 1928, had hij 73 jeugdboeken op zijn naam staan'Nadien zijn er nog enkele ver
schenen, zodat Stamperius, met alle schoolboeken en de vele artikelen die hij schreef, een respectabel
oeuvre heeft opgebouwd.
Inleiding
Tijdens de Verlichting kreeg in de tweede helft
van de achttiende eeuw de jeugdlectuur een zeer
opvoedend karakter, en tot ver in de negentiende
eeuw bleven didactische en moralistische ele
menten in de kinderboeken overheersen. Het in
mijn ogen walgelijke boek De Brave Hendrik van
Nicolaas Anslijn uit 1810 beleefde in 1877 maar
liefst de zestigste druk. Ook het in 1807 versche
nen boek Vader Jacob en zijn kindertjes van M.
van Heyningen Bosch deed het prima: Trijntje die
ongehoorzaam is, krijgt voor straf een houten
been, en Willem die stiekem in een boom klimt,
raakt zoek en wordt later op z'n kop als geraamte
in de boom gevonden!
Toch kwam er, onder andere onder invloed
van de romantische stromingen in Europa, steeds
meer en betere ontspanningslectuur: sprookjes
werden opnieuw geschreven, er kwamen dieren-
en reisverhalen en boeken over andere culturen.
Aan het eind van de negentiende eeuw versche
nen de bekende boeken van E. Heimans en Jac.
P. Thijsse over de natuur; deze auteurs schreven
uit liefde voor alles wat leeft, en zeker uit liefde
voor het kind. Dan is bijkomende didactiek al
leen maar toe te juichen. Jacob Stamperius was
een zeer produktieve en veel gelezen schrijver
van jeugdlectuur uit die tijd.
Korte levensbeschrijving
Jacob Stamperius werd 8 april 1858 in Wilhelmi
nadorp bij Goes geboren. Om hem te onder
scheiden van zijn twee beste vrienden uit het
dorp, die ook Jacob heetten, werd hij gewoonlijk
Jaap van de bakker genoemd. Na de lagere
school in Wilhelminadorp bezocht Jacob de 'Bur
gerschool' in Goes, tot hij op zijn veertiende jaar
aan zijn eigen oude dorpsschool een aanstelling
als kwekeling kreeg. In 1874 werd Jacob Stampe
rius als kwekeling aan de Rijkskweekschool te
Haarlem geplaatst. Na zijn studietijd werkte hij
achtereenvolgens in Aalsmeer, Haarlem en Alk
maar, waarna hij 17 mei 1883 op vijfentwintigja
rige leeftijd tot hoofd van de openbare lagere
school in de Krayenhoffstraat in Amsterdam werd
benoemd. Van 1893 tot 1903 stond Stamperius als
schoolhoofd op de openbare school in de
Tweede Oosterparkstraat.
Een longaandoening dwong hem enkele jaren
in Zuid-Tirol te verblijven, maar na zijn genezing
ging Stamperius weer volop aan de slag. Hij werd
in 1906 benoemd tot schoolopziener, eerst in het
arrondissement Rhenen, later in Amersfoort.
Stamperius' eerste echtgenote stierf in 1910. Het
echtpaar had één dochter, die in 1928 schreef dat
haar vader zo intens van kinderen hield, dat hij
zich vroeger volledig in haar wereldje kon ver
plaatsen2. In augustus 1920 trouwde Stamperius
voor de tweede maal; ook uit dit huwelijk werd
een dochter geboren. Vanaf 1923 was Jacob
Stamperius ambteloos burger. Hij vertrok met zijn
gezin uit Baarn naar Zeist, waar hij 22 januari
1936 is gestorven.
Jeugdlectuur wordt belangrijker
In de negentiende eeuw gingen recensenten zich
steeds meer afvragen wat in jeugdboeken moest
overheersen: kennis, moraal, schoonheidsbesef of
vermaak zonder meer. Dank zij de enorme inzet
en activiteit van Stamperius benoemde de afde
ling Amsterdam van het Nederlands Onderwijzers
Genootschap in 1886 een commissie die een lijst
samenstelde van geschikte boeken voor de
schoolbibliotheek. In 1899 verscheen bij voor
beeld een rapport van de commissie dat onder
de naam Wat mogen onze kinderen lezen? al een
duizend titels gaf, met beoordeling. In 1887
kwam bij uitgever W.H.J. van Nooten de Nieuwe
Bibliotheek voor de Jeugd uit, geredigeerd door
Jacob Stamperius. Stamperius drukte zo'n stempel
op de bibliotheek, dat deze in 1918 werd omge
doopt in 'Stamperiusbibliotheek'. In 1923 hield zij
op te bestaan; er waren toen ongeveer l60 boe
ken verschenen.