MARCUS MAUSAEL'S CARAUSIUS
135
nieuwe bevolking kwam; veel oorspronkelijke
bewoners waren reeds eerder gevlucht. Aan het
eind van de derde eeuw veranderde bovendien
ten gevolge van de Duinkerken Il-transgressie het
landschap nogal. Alleen de hogere dekzandrug-
gen en de strandwallen van het vroegere Menapi-
sche gebied bleven bewoonbaar. In de late kei
zertijd bestond er dan ook administratief
«esproken geen Civitas Menapiorum meer. Tij
dens de administratieve reorganisatie onder kei
zer Diocletianus verving Doornik Turnacum
Kassei als hoofdplaats, waarschijnlijk omdat deze
plaats naar aanleiding van Frankische invasies
zwaar versterkt en strategisch dus van groter be
laag was. Het omliggend Menapisch gebied werd
niet lang daarna tot Civitas Turnacensium omge
doopt.
Aan het eind van de derde en in de vierde
eeuw werden af en toe nog Germanen uit Mena
pisch gebied verjaagd die zich wellicht op de ver
laten Menapische landgoederen hadden geves
tigd. De overgebleven Menapiërs werden later
misschien door de binnenvallende Germanen als
horigen aangesteld of deels het binnenland inge
dreven. In elk geval is hun naam tot in de tiende
of elfde eeuw blijven voortleven".
De politieke situatie in Zeeland in de derde eeuw
Het defensiesysteem van de Romeinen was in
onze gewesten uit drie elementen opgebouwd:
kustverdediging, grensverdediging (Rijn) en weg
controle. Over de kustverdediging in de keizertijd
is weinig met zekerheid te melden, om de een
voudige reden dat de kustlijn zich sterk heeft
verlegd en grote strikken zijn weggeslagen. Histo
rische bronnen veronderstellen dat ook in Mena
pisch gebied legerplaatsen hebben gelegen, na
melijk op Rozenburg en Oostvoorne, bij Oud
dorp, de Roompot en Fort Den Haak. Schamele
verslagen van te voorschijn gekomen restanten
en verspoelde vondsten van militaire signatuur
bevestigen dit vermoeden.
Pas aan het eind van de tweede eeuw ont
stond, dat weten we zeker, een vorm van kust
verdediging; als reactie op de invallen van de
Chauci werd rond 175 n. Chr. te Aardenburg een
militair steunpunt opgetrokken'', dat ook ter be
veiliging van de drukke handelsroute langs de
kust tussen de Scheldemonding en de haven van
Boulogne kon dienen. Na de verwoesting van
Aardenburg rond 276 en de landschappelijke ver
anderingen ten gevolge van de Duinkerken II-
transgressie zou het steunpunt naar Oudenburg
zijn verplaatst10.
Een decennium eerder waren veel Gallo-Ro-
meinse nederzettingen in de Vlaamse en
Zeeuwse kustgebieden al veiwoest tijdens stroop
tochten van de Franken en diverse militaire con-
Afb. 5: De Menapische hammen waren wereldberoemd.
frontaties onder Postumus (258-267). Deze Ba
taafse legercommandant liet zich ten tijde van de
regering van Gallienus (253-268) door zijn troe
pen tot keizer uitroepen". Hij legde hier te lande
de basis voor een op Romeinse leest geschoeid
Gallisch rijk, dat na zijn dood onder Victorinus en
vader en zoon Tetricus nog vijf jaar lang stand
hield. Aurelianus wist in 274 de eenheid te her
stellen. Hiervoor moest hij wel de Gallische kei
zers op eigen territoir, in casu de Lage Landen,
bevechten. Tegelijkertijd deden de eerste over
stromingen van de Duinkerken II-fase zich voor.
Oorzaken genoeg voor een snelle ontvolking. De
uitgestrekte kuststreek lag nu definitief open voor
binnenvallende Germanen.
Muntvondsten tonen aan dat in het laatste
kwart van de derde eeuw geheel Zeeland12, het
gebied van de Maasmonding en het Fries-Gro
ningse kleigebied grotendeels verlaten waren. Op
de hoog gelegen oever- en strandwallen moet
wel steeds bewoning mogelijk zijn gebleven; kort
vóór 297 werden namelijk door onderkeizer Con-
stantius Chlorus Franken, die het Schelde-gebied
hadden bezet, van deze plaatsen verdreven. Door
de toenemende overstromingen was het voor de
oorspronkelijke bewoners, die er een redelijk
grote welvaart hadden opgebouwd, niet meer
aantrekkelijk om naar dit deel van het Menapi
sche gebied terug te keren. Grote delen werden
meer en meer overgelaten aan de nieuw binnen
gekomen stammen. Hieronder zal blijken dat het
Carausius in 286 onder deze omstandigheden
weinig moeite kostte om het noordwesten van
Gallia Belgica onder controle te krijgen.
'Barbarenin het Romeinse leger
Het Romeinse rijk heeft gedurende zijn expansie
immer met een groot tekort aan rekruten te kam-
IK v$£,£ T vot l, oat
om we t $r,,iK ,jok x
WWhX i.ye c At v
i zpvc f: i Qpce
f?t.e ÖKD
A'luT ...aio
f t'-fc? 6Tt dttK)
O'.V Vtltsr Vpt L fK