136
MARCUS MAUSAEUS CARAUSIl
Afl'i 6: De Nederlandse stammen ten tijde van Caesar. Uit:
Van Es, De Romeinen in Nederland. Evenals afbeelding 8.
pen gehad. De kracht van de Romeinse overheer-
singspolitiek was, dat de orde door niet-Romei-
nen (lees: niet-Italianen) werd gehandhaafd. Over
het gehele rijk waren hulptroepen auxiliagele
gerd, die werden gevormd door ter plaatse gerek
ruteerde soldaten. De oorspronkelijk bevolking
kon deze vorm van overheersing redelijk goed
accepteren. Na de in 69 n. Chr. door Julius Civilis
geleide Bataafse opstand kwamen de Romeinen
terug van het idee om rekruten in hun eigen ge
boortestreek in te zetten; de hulptroepen waren
namelijk wel erg gemakkelijk ten prooi gevallen
aan de nationalistische ideeën van Julius Civilis.
Deze niet-Romeinen ('barbaren') konden overi
gens wel carrière maken; al in de eerste eeuw
waren lieden van provinciale afkomst tot de rang
van officier opgeklommen. Julius Civilis, een Ba
taaf, was door en door geromaniseerd en had tij
dens zijn 25 jaar durende diensttijd een indruk
wekkende staat van dienst opgebouwd. Zeker in
de tweede en derde eeuw waren veel Germanen
en Galliërs tot de rang van officier bevorderd.
Deze succesvolle officieren ontsnapten evenmin
aan de aandacht van het keizerlijk huis. Bij ge
brek aan een 'biologische' troonopvolger werd
soms een geschikte militair, al dan niet afkomstig
uit de veroverde gebieden, geadopteerd. Zo heb
ben ooit Spanjaarden, Noord-Afrikanen, Libane-
zen en Arabieren op de troon gezeten.
Na 235 liep in het Romeinse Rijk nogal wat
mis. Aan alle grenzen woedde oorlog en de ver
schillende legers vochten met elkaar in een tel
kens oplaaiende strijd om de troonsopvolging. Ei-
was geen erkende dynastie meer, en de dercl
eeuw kenmerkte zich dan ook door een aaneen
schakeling van militairen uit de provincies die el
kaar de troon betwistten: de periode van de sol
datenkeizers. Deze usurpators regeerden maar
kort en kwamen bijna allemaal op gewelddadige
wijze om het leven.
Toen de Dalmatische militair en slavenzoon
Diocletianus in 284 de troon besteeg, heerste ge
durende korte tijd opnieuw een sterk bewind.
Circa 30 jaar eerder was het keizerschap al min of
meer opgedeeld, een rijkshervorming die doo
Diocletianus werd afgerond. Het westelijk dee:
van het rijk werd bestuurd door de tot medekei
zer verheven Maximianus. Negen jaar na hun
aantreden benoemden Diocletianus en Maximia
nus naast zichzelf als Augusti twee Caesari (on
derkeizers): de tetrarchie. Met dit viermanschap
kon het enorme Romeinse rijk evenwichtiger be
stuurd en nog enige tijd bijeen gehouden wor
den.
Carausius, een Menapiër op een hoge post
Maximianus kreeg in 'zijn' deel met ernstige in
terne problemen te maken. Germanen bleven
over land de Rijngrens aanvallen en teisterden
Saxen, Friezen en Franken de kusten van Bre-
tagne en de provincie Gallia Belgica. Bovendien
vormden zij een bedreiging voor de Rijngrens.
Het was noodzakelijk tegenmaatregelen te ne
men, en Maximianus dacht de oplossing te heb
ben gevonden in het benoemen van een officier
wiens taak het zou zijn deze zeerovers tegen te
houden. Voor het eerst in de geschiedenis duikt
nu de naam van een 'Zeeuw' op: Marcus Mausae-
us Carausius (afbeelding 9), die deze post kreeg
toegewezen. Op munten wordt hij afgebeeld als
een bebaarde, gezette man, met een dikke nek
en een strenge oogopslag. Carausius was van
Menapische komaf en moet halverwege de derde
eeuw het levenslicht hebben gezien. Voordat hij
in het leger ging, was hij schipper geweest, zoals
de meeste van zijn voorouders. Zijn wortels zul
len daarom eerder te vinden zijn in de venige
kuststreken dan op de dekzandgronden in het
achterland van het Menapische stamgebied. An
tieke schrijvers vermelden dat hij dan wel van
lage komaf mocht zijn, maar dat hem dat niet had
belet een indrukwekkende carrière als militair te
maken13. Veel Gallische kooplui en zeelieden
werden juist in Brittannië gestimuleerd om bij te
tekenen. Het is niet vreemd dat Carausius hier
mee een familietraditie doorbrak en van professie
veranderde. Veel Menapiërs moeten door het
deels onbewoonbaar worden van de kuststreken
elders emplooi hebben gezocht. Carausius werd