160 SIGNALEMENTEN boek in een uitgebreide appendix een overzicht van de 21 opdrachten waarvan bekend is dat Oosterhuis ze, soms zoals in Zeeland samen met anderen, uitvoerde. Niets dan lof hiervoor. Jam mer is dat de tekst zelf, hoe interessant op zich zelf ook, wel wat kort is uitgevallen. Vooral over de context van de opdrachten zou althans deze lezer zoveel méér willen weten. En jammer is na tuurlijk ook vooral dat niet méér foto's konden worden afgedrukt. Geen lezer kan dunkt mij aan de wens ontkomen meer, méér, van dit alles te willen zien. Er zit niet anders op: het Genoot schap zal zijn belangrijke Oosterhuis-verzameling eerdaags uit de kast moeten halen. Gijs van der Ham Walacria, een kroniek van Walcherendeel 5. Stichting Natuur- en Recreatie-informatie, Middel burg 1993- Inhoud: Stadig, A., Victor de Stuers en de monumenten van Veere; Don, P., Hergebruik, maar hoe?; Schoenmakers, G.B., De 'Middel burgse Sfeer' bewezen?; Heeringen, R.M. van. Ar cheologisch onderzoek tijdens de reconstructie van het Abdijplein in Middelburg; Schepman, J.T.H.C., In de Spreeuwpot; Teunis, B., Van Flus hing naar Vlissingen; Zwemer, J., Van Alejas tot Zuurbier; Niemeijer, H.E., Walcheren en haar in vloed op kerk en kolonisatie in Oost-Indië 1619- 1640. In het voorwoord trekt de redactie van Walacria het boetekleed aan in plaats van trots te zijn op dit eerste lustrum, aangezien er weinig regelmaat in de verschijning van de vijf delen is geweest. Een ieder die met goedwillende vrijwilligers als auteurs te maken heeft, weet echter hoe moeilijk het is op tijd artikelen van enig niveau op de re dactietafel te krijgen. Het is daarom een feestelijk moment dat deze kroniek voor de vijfde keer verschijnt, een compliment voor de redactie waard. En bovendien bevat de kroniek een aantal interessante artikelen. Anneke Stadig bijt de spits af met een analyse van het negentiende-eeuwse cultuurbeleid in Veere ten aanzien van cle monu menten. Opvallend is dat het behoud van top klasse-monumenten zoals de Grote Kerk, het stadhuis, de cisterne, de Schotse huizen en de Campveerse toren aan een zijden draadje hebben gehangen en dat deze hun voortbestaan uitslui tend te danken hebben aan enkele vooruitziende personen die zich inzetten voor monumenten in een tijd dat de meeste mensen deze objecten slechts als een financiële ballast ervoeren. Victor de Stuers, maar ook burgemeester Snijders en de industrieel Albert Ochs hebben op tijd en met grote inzet een ramp voor Veere voorkomen. Het adagium 'een twistzieke vrouw is als een gestaag lekkend dak' dringt zich onwillekeurig bij de le zer op met al die lekkende daken in oude monu menten in Veere, zij het dat de twistzieke vrouw vervangen moet worden door onwillige subsi- diënten. Kortom, veel ellende en weinig vreugde. Een vervolg op dit artikel is de tweede bijdrage, van Peter Don, waarin hij de alom bekende pro blematiek van het hergebruik van de Grote Kerk in Veere aansnijdt en met name de (on)mogelijk- heid bespreekt van de recente plannen om de kerk te verbouwen tot een appartementencom plex. Onze calculatieve tijd wenst geen monu ment meer te bezitten zonder soliede financiële basis, en offert daar menige kerk en vooral menig kerkinterieur met een unieke, immense ruimte aan op. De vraag is nog steeds of dit lot de Grote Kerk bespaard blijft. Aardig is het artikeltje over de spreeuwpotten. Eeuwenlang hing men spreeuwpotten aan de huizen, niet uit dierenliefde, zoals wij nu nest kastjes in de tuin hebben, maar om de jonge spreeuwen of cle eieren eruit te halen ter con sumptie. In Zeeland zijn alleen op Walcheren en in Zuid-Beveland oude spreeuwpotten bij opgra vingen gevonden. Jacob Cats maakt in zijn werk herhaaldelijk melding van de gewoonte de jonge vogels te eten, en ook op schilderijen zijn deze potten regelmatig afgebeeld, zij het dat de sym boliek vroeger diepere gedachten deed ontstaan bij de afgebeelde spreeuwpotten. De herinneringen van Bert Teunis zijn als altijd boeiend en goed geschreven, maar soms wel erg associatief. Desalniettemin is het amusant eens in persoonlijke belevingswereld van een Zeeuw in de na-oorlogse tijd te mogen kijken, al zou ik deze herinneringen graag in een breder kader ge bed zien. Vooral zijn activiteiten in New York om de Nederlandse politiek in de Indonesische kwestie een goede pers te bereiden zijn eigenlijk te interessant voor de gekozen anekdotische be nadering. Weliswaar passen die herinneringen dan niet meer in Walacria. Voor mij was het artikel van Niemeijer over de Walcherse invloeden op kerk en kolonisatie in Oost-Indië aangenaam verrassend en een kwalita tief goed slot van de bundel. Hierin worden de activiteiten van de Walcherenaren - de auteur ge bruikt helaas dit lelijke woord - overzee onder zocht. Het dagelijks leven, het wonen, werken en de sociale omgang van deze van origine Wal cherse mannen in de Oost en de activiteiten die de Walcherse kerken ontplooiden om de geeste lijke zorg aldaar op peil te houden vormen de kern van dit artikel. De huwelijksstrategie van deze mensen toonde dat de hoger opgeleiden toch bij voorkeur met een Europese vrouw trouwden. Aardig is de lectuur die het College voor Oost-Indische kerkzaken te Middelburg meezond naar de Oost. Opmerkelijk vond ik dat het boekje van Lowys Porquin, hier een ster vensbegeleiding genoemd, geen weerklank vond.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1993 | | pagina 42