52
ZEEUWS GEN OOTSCHAE
Afb. 5: Afbeelding van zee-insecten, voorkomende in de wateren van Zeeland. Kopergravure van J. van Schley, zonde:
jaar. Zei. Ill, nr. 1032.
de Zeeuwse behoefte, aan populariseringsactivi
teit de voorkeur had gegeven; ideologisch, omdat
niet alleen de Genootschapsvisie op de toekomst
van de Republiek maar ook de Genootschapsin
terpretatie van het begrip nut omstreden raakte.
In nieuwe genootschappen, zoals de Maatschap
pij tot Nut van het Algemeen, kregen een andere
visie op de bestrijding van het verval en een an
dere interpretatie van het begrip wetenschappe
lijk nut een kans, en deze genootschappen wer
den gedragen door precies die radicaal verlichte
figuren en sociale groepen waarvoor het Zeeuws
Genootschap geen plaats had willen inruimen.
Deze groepen hadden niet zozeer bezwaar tegen
zuivere-wetenschapsbeoefening, maar gaven
deze, gezien de noden van de Republiek waar
voor zij een oplossing meenden te hebben, een
veel lagere prioriteit. In de Bataafse tijd zouden
zij de mogelijkheid krijgen hun ideeën nader
vorm te geven. De ingrijpende reorganisatie van
het lager onderwijs in 1806, waarmee Nederland
een grote voorsprong op omringende landen
kreeg, kwam bij voorbeeld uit hun koker. Na de
verplaatsing naar Middelburg in 1801 trok het Ge
nootschap de consequenties uit het mislukken
van de pogingen om een landelijke wetenschap
pelijke rol te spelen en een eigen bijdrage aan de
bestrijding van het veival te leveren. In de negen
tiende eeuw werd de doelstelling verengd en
evolueerde het Genootschap langzaam tot een
provinciaal-historische en -letterkundige vereni
ging-
Wanneer we echter tot slot de huidige activitei
ten van het Genootschap in het zojuist geschetste
historische perspectief plaatsen, kunnen we con
stateren dat het Genootschap vandaag, misschien
meer dan ooit tevoren in zijn geschiedenis, het
oorspronkelijke verlichte credo van de verbrei
ding van kennis verwezenlijkt. De sociale en
ideologische obstakels die de realisering van dat
ideaal in de eerste decennia en ook nog in de
negentiende en twintigste eeuw in de weg ston
den, hebben vandaag hun kracht grotendeels ver
loren. De vrije toegang tot kennis wordt door de
open structuur van het Genootschap gewaar
borgd, terwijl het werkterrein door niemand meer
wordt beperkt. Integendeel, in de laatste decen
nia is het werkterrein door voortdurende uitbrei
ding van het aantal Werkgroepen voor de ver
schillende takken van wetenschap en cultuur
alleen maar verbreed. En juist de handhaving van
deze van oorsprong verlichte doelstelling zal de
garantie vormen voor het voortbestaan en een
goede toekomst van het Genootschap.