ijl 1
pf
ïiï
m
'!\Mf
ONWEER EN BELEVING 71
der hoofdstoffen, welken tot de duuring der
voordteeling op onzen aardbodem volstrekt
noodzaakelijk zijn'. Bovendien deed het weer
lichten veel ongedierte sterven10.
Maar als God louter goed was en het onweer
alleen maar nuttig, dan hoefden mensen - en ze
ker kinderen - niet meer bang te zijn. In de laat
ste decennia van de achttiende eeuw en aan het
begin van de negentiende eeuw werd door heel
verscheidene auteurs in binnen- en buitenland
steeds op dit aambeeld gehamerd. In een alma
nak uit 1804 werd bij voorbeeld aldus getracht de
jeugd gerust te stellen: 'Vreest dan nooit, o Jeugd!
voor het onweder, maar dankt 'er God voor, om
dat zonder dat verschijnzel het op aarde nooit
zou kunnen regenen, en dus de menschen en de
beesten van honger zouden moeten sterven'". De
bekende predikant J.F. Martinet (1729-1795). lid
Afb. 1: Opstand, boven
deel in doorsnee en af
beelding van de Abdij
toren te Middelburg,
waarin op 1 augustus
1712 de bliksem in
sloeg. Gewassen teke
ning, zonder naam, zon
der jaar (ca 1800). Zei.
111. II. nr. 579.
4
rUl
van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap
pen, liet zich in vergelijkbare bewoordingen uit,
maar richtte zich tot de ouders. Bij opkomend
onweer moesten zij met hun kinderen naar bui
ten gaan en door hun kalme onderricht als van
zelf de angst bij hun kinderen wegnemen, wij
zend op het nut van dit natuurverschijnsel en op
de majesteit Gods die daarin geopenbaard werd.
Ook dienden ouders hun kinderen te leren
'welke dankbaarheid de Mensch schuldig is aan
eenen zo magtigen, wijzen en goeden God'12. Een
derde auteur, een anonieme Duitser wiens werk
weldra in het Nederlands werd vertaald, richtte
zich niet tot ouders of kinderen, maar tot de 'ge
mene' man. Eenvoudige mensen lieten zich zijns
inziens maar al te vaak door een bijgelovige
angst voor onweer leiden13. Onweer was een na
tuurkundig verschijnsel en geen teken van Gods
||U V
11 i
'1Tffj
A4
ÜffiHffi'.:2IF K:'
nk J Ml - l!
- iJjI'lll K