74
ONWEER EN BELEVING
Afb. 3: Afbeelding van een Donatusklokje. Uit: A. Lehr,
Fulgaro frango, ik breek de bliksem. Een middeleeuws
klokopschrift. Asten 1983-
grootse natuurverschijnselen werd volgens beide
auteurs door de kracht van het menselijke den
ken, door kennis en kunde dus, tot genot. Want
het verhevene was volgens hen niet in de natuur
buiten ons gelegen, maar zetelde in ons eigen ge
moed. De duizeling duurde dan ook maar even.
Van Hemert concludeerde 'dat derhalve het ge
voel van het verhevene in de natuur in den
grond beschouwd niets anders is dan achting van
den mensch voor zijnen eigen heerlijken
aanleg'27. Het verlichte element, de optimistische
mensbeschouwing, won het bij hem van het ge
voel van huivering. En de straf-op-de-zonde-idee
was hier al helemaal ver weg. In Middelburg
draaide ds. Tuinman zich in zijn graf om.
Noten
1. Zie W.S. Unger. De monumenten van Middelburg.
Maastricht 1943. Blz. 70.
2. Zie J. Borsius. 'Mededeeling van eenige nog onbe
kende bijzonderheden aangaande Mr. Jacob Roggeveen,
etc.'. In: Nederlandsch archief voor kerkelijke geschiedenis
1 (1841) 357-358.
3. Josua van Iperen in zijn voorrede bij F. de Salignac de
la Motthe Fenelon, De opvoedinge der meisjes etc. Als
meede Onderwys voor eene jonge prinsesse, van den heer
De la Chetardye. Amsterdam 1771. Blz. VIII.
4. J. Janssen. 'Aacher historische Cronick'. In: Beitrdge
unci Material zur Geschichte der Aachener Patrizier-Fami-
lien. H.A. von Fürth (Herausgeber). Aachen 1890. Band 3:
'Die historischen Notizen des Bürgermeisterei-Dieners Jo
hannes Janssen', blz. 133 (aantekening uit 1747).
5. Zie noot 3.
6. Zie P. Ahlwardt. Bronlo-theologie of redelyke en theolo
gische bespiegelingen over het onweder van den blixem en
donder. Rotterdam 1760, tweede druk blz. 272 e.v. In de
bredere context van een milder wordend godsbeeld komt
Ahlwardts geschrift ook ter sprake in J.W. Buisman, Tussen
vroomheid en Verlichting. Zwolle 1992 (2 dln.), dl. I, blz.
263.
7. 'Beschouwing der natuur na eene zwaare donder
vlaag'. In: De menschenvriend 9 (1796), respectievelijk blz.
252 en blz. 256 (vertoog nr. 32).
8. Th. van Swinderen. Redevoering over den voortgang
der menschheid in verlichting en deugd. Z.p. 1808. Blz. 25.
9. 'Beschouwing der natuur', blz. 252.
10. Almanack der natuur, voor iedere maand van het
jaar. Amsterdam 1789. Juni, blz. 40-41.
11. 'Het onweder'. In: Almanak voor de beschaafde jeugd
voor het jaar 1804. Amsterdam z.j. Blz. 116-119, aldaar
119.
12. J.F Martinet. Huisboek voor vaderlandsche huisgezin
nen. Amsterdam 1793- Blz. 124.
13- Waarom zijn zooveel menschen bevreesd voor den
blixem en donder? Uit het Hoogduitsch. Amsterdam z.j.
[1792], Blz. 1V-V.
14. Zie W.W. Mijnhardt. Tot Heil van 't Menschdom. Cul
turele genootschappen in Nederland 1750-1815. Amster
dam 1988. Blz. 277.
15. G. Bakker. 'Betoog van het ongegronde, onzedelijke
en schadelijke der vooroordeelen omtrend de waarzegge
rijen, toverijen, spookerijen, enz.' In: Verhandelingen uit-
gegeeven door de Bataafsche Maatschappij tot Nul van 't
Algemeen. Amsterdam 1802. Dl. VII, respectievelijk blz. 33
en blz. 29 (deze bijdrage heeft de vorm van een driege-
sprek).
16. Ibidem, blz. 30.
17. Zie J. Goudsblom. Vuur en beschaving. Amsterdam
1992. Blz.' 189.
18. Zie J.W. Staats Evers. 'Geldersche zeden en gewoon
ten uit de tweede helft der vorige eeuw'. In: Geldersche
volks-almanak 1868. Blz. 7.
19. Zie EI. Bausinger. 'Aufklarung und Aberglaube', In:
Deutsches Vierteljahrsschrift für Literaturwissenschaft und
Geistesgeschichte 37 (1963) 349-350.
20. Zie respectievelijk J.J. van Deinse, Uit bet land van
katoen en heide. Enschede 1925, blz. 106, en K. Heckscher,
Die Volkskunde des germanischen Kulturkreises, Hamburg
1925, blz. 372.
21. Aldus M. Broeckhove. 'Devotie in het Vlaamsspre
kend gedeelte van België tot de H. Donatus, biezondere
patroon tegen schadelijke natuur- en vernielende kunstma
tige luchtelementen'. In: Oostvlaamsche zanten 34 (1959)
128, en 35 (I960) 48.
22. 'Aanmerkingen over de bronnen van grootsche denk
beelden'. In: Algemeene vaderlandsche letter-oefeningen 5
(1783) 2e stuk, 165 (vertaling uit het Engels).
23. Zie W.H. Thijsse. Rokoko. Democratie in wording.
Zutphen 1985. Blz. 325-327.
24. F. Bulhof. Ma patrie est au del. Leven en werk van
Willem Emmery de Perponcher Sedlnitzky (1741-1819).
Hilversum 1993- Blz. 172 (zie ook 207 en 228).
25. E.M. Post. Het land. in brieven. Amsterdam 1788. Blz.
260-264.
26. J. Ie Francq van Berkheij. Dicht-verrukking op den
alom beroemden organist den heere abt M.Vogler By
het nabootsen van donder en onweder, op het orgel van
St.Pieterskerk der stad Leyden, en de Groote Kerk te Haar
lem. Leiden 1789-
771Geciteerd door S. Contarini, 'In de spiegel van de na
tuur. Het verhevene bij Paulus van Hemert'. In: Esthetica
tussen klassiek en romantiek (red. H. Krop en P. Sonde
ren). Rotterdam 1993. Blz. 97-106, aldaar 106.