76
BELLAMY
v I
3 J 6. j
SSKSSTOatSSWMBISBj
1784 zorgden de heren Broes en Lambrechtsen -
respectievelijk lid en directeur van het Genoot
schap - voor honderd daalders per jaar extra uit
een legaat waarover de Haarlemse pensionaris
Zeebergh kon beschikken".
Het zou aardig zijn in het jubileumjaar van het
Genootschap te kunnen vaststellen dat Jacobus
Bellamy de mogelijkheid om in Utrecht te stude
ren en mede daardoor zijn ontwikkeling als dich
ter en criticus aan het Genootschap te danken
heeft gehad. Helaas, deze wens lijkt niet zo ge
makkelijk in vervulling te kunnen gaan. Noch in
de notulen", noch in de correspondentie van het
Genootschap speelt de figuur van Bellamy een
voorname rol. In de notulen duikt zijn naam tij
dens zijn leven slechts eenmaal op, en wel in
1784, toen hij zijn Vaderlandsche Gezangen
schonk''. Na zijn dood - Bellamy stierf op 29-ja-
rige leeftijd - lezen we dat de heer G. Kuipers op
28 maart 1786 een lofrede uitspreekt op de jong
gestorven Vlissingse dichter, waarna de heer Kui
pers 'voor de praelecture wierd bedankt'10. Er
werd zelfs niet gevraagd om de voorlezing in de
bibliotheek te mogen bewaren, wat toch wel de
gewoonte was.
Afb. 1: Jona Willem te Water, 'ontdekker' van Jacobus Bel
lamy. Steendruk van J.A. Daiwaille naar een schilderij van
C.H. Hodges, zonder jaar (proefdruk Zei. 111. IV, nr. 923.
en ik die vaak zoo gretig zat
uit uwen mond te leeren,
ik zie aan mijn' ziel' ontrukt.
enz.15
Vooral de laatste regel lijkt wat overdreven: van
Vlissingen naar Middelburg is toch niet zon grote
afstand dat er in zulke dramatische bewoordin
gen over geschreven moet worden.
Zijn er betrekkingen tussen Jacobus Bellamy en
het Genootschap geweest
Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
kende directeuren en leden: de directeuren wa
ren heel belangrijk vanwege hun contributie, de
leden zorgden voornamelijk voor de wetenschap
pelijke bijdragen. Waarom nu zoveel woorden
besteed aan de verhouding tussen dominee Te
Water en Bellamy? Wel, Jona Willem te Water was
actief lid en vele jaren secretaris van het Genoot
schap. Ook de heer van Cruysselberghen, repeti
tor van Jacobus, was lid, en bovendien waren de
meeste mensen die Bellamy's studiebeurs betaal
den directeur. Door bemiddeling van Van Cruys
selberghen kreeg Bellamy een aanvullende beurs
van 300,uit het fonds-Swart, dat bestemd
was voor theologiestudenten in Utrecht. En in
Is het dan louter toeval dat bijna alle namen die
we in betrekking tot Jacobus Bellamy tegenko
men ook op enigerlei wijze met het Genootschap
zijn verbonden? Verwonderlijk is dat niet, want
het directeurschap van het Genootschap was
slechts voor beter gesitueerden weggelegd en dat
gold ook voor de mensen die arme studenten
een studiebeurs verschaften. Zeeland was klein
en dun bevolkt, en we komen bij verschillende
gelegenheden dan ook steeds dezelfde 'rijke' na
men tegen. Levensberigten van N.C. Lambrecht
sen11 leert ons dat de meeste eerder genoemde
prominenten tot de vriendenkring van Lam
brechtsen behoorden. Wanneer we bovendien uit
dezelfde bron vernemen dat een zeer goede
vriend en raadgever van Lambrechtsen de predi
kant Jona Willem te Water was, zijn we weer te
rug bij Bellamy's leermeester en beschermer van
het eerste uur.
Dat dominee Te Water belangstelling kreeg
voor zijn catechisatieleerling, is niet zo vreemd:
Jacobus was een godvruchtig, leer- en weetgierig
kind, dat op jonge leeftijd al dichtte12. De predi
kant vond het prettig Nederlandse les te geven;
Te Water had namelijk veel belangstelling voor
onze taal: zo stelde hij in 1772 voor, verbeterin
gen in stijl en spelling in de Verhandelingen van
het Genootschap na te streven, en in 1779 was
hij lid van een commissie die tot opdracht had,
gelijkheid in uitspraak en spelling van het Neder
lands te bewerkstelligen13. De belangstelling van
Jona Willem te Water voor de jonge Bellamy
hoeft dus niet met zijn lidmaatschap van het Ge
nootschap in verband te staan.