80
Alii. 5: Karaf die Bellamy op zijn studentenkamer ge
bruikte.
handschriften van Bellamy, waarvan bij belang
rijke publikaties gebruik is gemaakt23. In deze col
lectie bevinden zich nog veel ongepubliceerde
brieven en gedichten, alsook enkele omvangrijke
handschriften die een aardig beeld geven van het
sentimentalisme van de vroege romantiek, waar
Bellamy zich wat later zo tegen keerde24. Het is
niet te achterhalen welke handschriften door wie
geschonken zijn. Een groot gedeelte is afkomstig
van J.W. te Water, N.C. Lambrechtsen, A.F. Sifflé
en van T.A. Lambrechtsen. In het Archief 1933
van het Genootschap wordt melding gemaakt
van een legaat van dominee V. Loosjes uit Amers
foort, maar in 1978 lezen we dat genoemd legaat
'nog niet teruggevonden is'. De testamentaire be
schikking met begeleidende brief van V. Loosjes
is wel aanwezig25. Ongetwijfeld zullen er meer
schenkers van handschriften zijn geweest, wier
namen ik niet ben tegengekomen.
Behalve de handschriften bezit het Genoot
schap een karaf die door Jacobus Bellamy op zijn
studentenkamer in Utrecht is gebruikt26. Het is
een zeer tastbaar aandenken aan de jong gestor
ven dichter, die slechts de zwaluw heeft mogen
zijn die nog geen zomer bracht27. Maar laten we
niet vergeten dat hij desondanks een zwaluw
was!
BELLAMY
Noten
1. M.A. Heeren, 'Verscheyde Rymen opgesteldt door Jaco
bus Bellamy', Vlissingen 1986 (scriptie). In deze scriptie
worden de gedichten uit dit cahier geanalyseerd.
2. Brief aan zijn vriend J.P. Kleyn. Bellamy gebruikte deze
brief als inleiding op zijn in 1785 te Amsterdam uitgegeven
'Gezangen'.
3. Joh. Dyserinck, 'Ter nagedachtenis van Jacobus Bel
lamy', Middelburg 1881, 35-36.
4. Idem, 36.
5. Zeeuwse Bibliotheek (ZB) te Middelburg, handschrif
tencollectie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap dei-
Wetenschappen (KZGW), nr. 2662.
6. Ibidem, 2460.
7. J. Hoeksema, Jacobus BellamyAmsterdam 1903, 6-7.
8. Rijksarchief in Zeeland (RAZ), archief KZGW. Van 1776
tot het voorjaar van 1782 ontbreken de notulen; Bellamy
vertrok pas in maart 1782 naar Utrecht.
9. RAZ, archief KZGW, notulen 1786-06-29, inv.-nr. 5, blz.
173.
10. Ibidem, notulen 1786, inv.-nr. 5, blz. 272.
11. N.C. Lambrechtsen, 'Levensberigten van N.C. Lam
brechtsen', met een voorwoord van C.L.M. Lambrechtsen;
gedrukt in twintig exemplaren, niet in de handel (Amster
dam 1913).
12. ZB, handschriftencollectie KZGW, nrs. 2611 en 2990.
Te Water beschrijft de hier genoemde en andere bijzonder
heden over Bellamy; ook merkt hij op dat hij het was die
bij de notabelen aandrong op financiële ondersteuning van
de studie van Bellamy.
13. RAZ, archief KZGW, correspondentie 1772-02-25,
inv.-nr. 60, folio 183 en 184; notulen 1779-06-26, inv.-nr. 7,
blz. 56.
14. W.W. Mijnhardt, Tot Heil van 't Menscbdom; Culturele
genootschappen in Nederland, 1750-1815, Amsterdam
1987, 130 en 138.
15. J. van Vloten, 'Uit Bellamy's nagelaten brieven en pa
pieren', in Archief van vroegere en latere mededeelingen
voornamelijk in heirekking tot Zeeland, uitgegeven door
het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, III, 3de
stuk, 122-290, 1878. Brief van 9 november 1782, aange
haald op blz. 173.
16. Leerrede voor het volk van Nederland, naar Nehemia
IV, 14-17, eerst in 1784 naamloos verschenen, Later in
Twee nagelaten leerredenen, Vlissingen 1790.
17. J. van Vloten, brief van 13 oktober 1785, 271.
18. Idem, brief van 22 januari 1785, 218.
19- W.A.P. Smit, 'De literaire gestalte van Bellamy'. In: De
Nieuwe Taalgids 51 (1958) 1-10.
20. ZB, handschriftencollectie KZGW, nr. 2644.
21. Gemeentearchief Vlissingen, boek 1387, nr. 635 (no
tulen gemeenteraad).
22. Joh. Dyserinck, Ter nagedachtenis van Jacobus Bel
lamy, Middelburg 1881, 35-36.
23. Onder andere: J. Hoeksema, Jacobus Bellamy, Am
sterdam 1903; J A. Nijland, Leven en Werken van Jacobus
Bellamy, 2 delen, Leiden 1917; J. van Vloten (zie noot 15).
24. Kritisch tijdschrift De Poëtische Spectator, dat in de
periode 1784-1786 slechts tweemaal is verschenen. Ge
noemde handschriften 2533 en 2534 uit de handschriften
verzameling.
25. RAZ, archief KZGW, map 141.
26. De heer A.F. Sifflé, lid van het Genootschap, was ge
huwd met een kleindochter van Neeltje Baane, de zuster
van Bellamy's geliefde Francina Baane. Waarschijnlijk is de
karaf via de heer Sifflé (die in 1872 stierf) bij het Genoot
schap terechtgekomen; in de geschenkenlijst, die tot 1859
is bijgehouden, wordt hij niet vermeld, in de catalogus van
de oudheidkundige verzamelingen uit 1890 wel.
27. Zie noot 19.