SCHULD EN BOETE BIJ MIDDELBURGSE WEESKINDEREN
81
1 annie Kool-Blokland
In de Middelburgse weeshuizen was de bestraffing van slecht gedrag van weeskinderen een voortdu
rende zorg. De regenten van weeshuizen hadden een uitgebreid scala aan straffen, variërend van af
ranseling met de bullepees tot opsluiting in de zogenaamde donkere put. Opvallend is dat in Middelburg
omstreeks 1770 een verandering in de manier van bestraffen intrad die onder invloed van de Verlich
ting dooreen collectief nieuw aangetreden college van regenten werd ingevoerd, maar slechts enkele ja-
i en standhield. Pas vanaf omstreeks 1800 wijzigden de regenten blijvend hun beleid en strafmaat.
Middelburg telde in de tweede helft van de acht
tiende eeuw twee grote weeshuizen: het burger-
weeshuis aan het Molenwater en het armwees-
liuis aan het Noordpoortplein. De Lutherse
■emeenschap verzorgde haar weeskinderen in
een eigen tehuis. In het armweeshuis werden alle
vezen opgenomen die verzorging nodig hadden,
ingeacht godsdienst en herkomst van hun ou
ders. Voor het burgerweeshuis bestonden echter
strenge toelatingseisen, die er in de praktijk toe
leidden dat daar de kinderen van rijkere, gerefor
meerde ouders terecht kwamen, die sociaal in
soger aanzien stonden dan de armwezen. In het
;rote burgerweeshuis verbleven meestal zo'n
honderd kinderen, teiwijl in het kleinere arm
weeshuis wel driehonderd kinderen werden
opgenomen. In dit artikel wordt slechts de veran
dering in bestraffen in het burgerweeshuis onder
zocht, omdat gegevens over het armweeshuis
oor een groot gedeelte van de eerste helft van
de achttiende eeuw ontbreken.
Kinderen en kattekwaad
johanna Lesijn was een moeilijk meisje, en in ok-
rober 1722 was de maat vol voor de binnenvader
en -moeder. Haar 'publijke stoutigheden' hadden
ven zodanige vorm aangenomen, dat de binnen
vader 'klaaglijk' aan de regenten te kennen gaf
dat zij Johanna maar eens tot voorbeeld van de
kleinere wezen moesten straffen: het meisje wei
gerde op tijd naar bed te gaan, en eenmaal bo
ven in de slaapzalen poogde zij weer naar bene
den te gaan en de benen te nemen. Toen ten
slotte de binnenmoeder haar boven op de slaap
kamer kwam bestraffen, had het meisje de euvele
moed de binnenmoeder 'door haar onbesuijstheyt
een slag met haar hand toe te brengen. Alsoo in
haar onverstand voortvarende, seijde soo wan
neer [zij] uyt de school was, dat [zij] haar dan
soude schandaliseren, was 't niet met de hand,
dat sij 't selve met de tong soude doen' en meer
van dergelijke praatjes die de bestuurderen maar
niet noteerden, omdat zij te erg waren voor de
gesoigneerde oren van de voorname regenten.
Deze onbetamelijke daad was daarom zo stui
tend, omdat de goede naam van het burgerwees
huis in diskrediet kon worden gebracht bij de
burgerij. Na enkele dagen op water en brood in
de donkere put was Johanna deemoedig en
smeekte om vergiffenis.
Deze geschiedenis is slechts één van de vele
en overigens ook één van de minder ernstige.
Vrijwel ieder kind was op zijn tijd ondeugend. De
kinderen maakten regelmatig ruzie, sloegen el
kaar en belasterden in de stad het personeel of
de regenten van het weeshuis. Zij gooiden elkaar
met het hoofd tegen kasten en bedden, sloegen
soms wel eens een keteltje kokend water tegen
het hoofd van een ander, prikten elkaar met vor
ken in de zij, sloegen elkaar tot ze stuipen kre
gen, bestalen elkaar en nog veel meer. De bin
nenvader bestrafte de boosdoeners meestal met
een pak slaag met de hand, een rietje of de bulle
pees. Ook werden kinderen wel gekastijd op 'het
bankje', waarop zij werden vastgebonden en ver
volgens met een rietje gekastijd. Deze straffen
kon de binnenvader op eigen initief toepassen,
dat wil zeggen zonder toestemming van de re
genten.
Een andere straf die lichamelijk ongemak met
zich meebracht, was het lopen met een blok aan
het been: een houten blok werd aan het rechter
been bevestigd door middel van een beugel die
tegen de enkel schuurde; de kinderen moesten
zo'n blok vaak ettelijke weken meezeulen. Het
uiterste strafmiddel in het tehuis was opsluiting in
de donkere put, een afgeschoten deel van de kel
der. Ieder weeshuis had zo'n plaats, waar kinde
ren in volledige afzondering en in het donker op
water en brood levend tot inkeer konden komen.
Hielp ook dit middel niet, dan restte meestal niets
anders dan verwijdering uit het tehuis. De jon
gens werden naar Indië gestuurd en de meisjes
naar het spinhuis, dan wel zonder uitzet aan hun
lot overgelaten, in de hoop dat zij in de stad een
dienstje konden vinden, wat zonder de protectie
van het weeshuis evenwel geen gemakkelijke op
gave was. Genoemde straffen werden door de re-