86 MISDAAD EN STRAF Afb. 6: Groepje weesmeisjes, negentiende eeuw. zichzelf het goede zou kunnen kiezen. Deze boe- tepreken zijn juist daarom zo interessant, omdat zij een fraaie, typisch Nederlandse vermenging tonen van aloude Calvinistische beginselen met de nieuwe ideeën van de moderne tijdgeest. In feite zijn deze toespraken een aloude christelijke vermaning in een modern jasje. De diakenen wekten de kinderen immers zeker niet op tot een beter gedrag vanuit zedelijke of algemeen huma nitaire ideeën of vanuit het idee dat de mens van uit een natuurlijke, goede staat voor een betere weg zou kiezen. Het christelijk zondebesef wees de weg naar het rechte pad, maar wel vanuit re delijkheid en inzicht in het nut van deze keuze. Feijenoord In 1812 maakten de regenten een openlijke keuze voor het verlichte opvoedingsideaal door ongeveer honderd armwezen naar het instituut van de heer G.J. ter Hoeven in Feijenoord, bij Rotterdam, te sturen. Hierbij dient overigens wel te worden bedacht dat het argument van verlich ting van de financiële lasten voor de regenten minstens even zwaar telde als hun pedagogische beginselen. In het instituut te Feijenoord, dat ge baseerd was op de idealen van de Zwitser J.H. Pestalozzi, maakten de Middelburgse wezen ken nis met kinderarbeid, die als positief en karakter vormend werd gezien. Kinderarbeid werd be schouwd als een middel om de lagere sociale milieu's tot materiële zelfstandigheid te brengen. Daardoor kon een langdurig en degenererend beroep op de armenkassen worden teruggedron gen. Werkloosheid en armoede waren aan elkaar gekoppeld. Overal in het land werden armfabrie- ken en werkhuizen opgericht om de bevolking te verheffen tot zedelijke en nuttige burgers en de armoede te bestrijden. Sociale stijging lag nog ge heel buiten het vizier. Door het aanleren van ijver en arbeidzaamheid zouden kinderen en arme lieden objectief gelukkiger worden. Ook Ter Hoeven gebruikte straffen clie de eerzucht van kinderen prikkelden, zoals het onthouden van genoegens en het opleggen van geldboetes waar van wekelijks de score werd bijgehouden. Maar ook hij ontkwam er niet aan, een enkele keer de rotting te gebruiken, al ontkende hij in alle toon aarden dit ooit te doen. Uiteindelijk is het project op een fiasco uitgelo pen. Nadat al in een vroeg stadium de Rotter damse wezen waren teruggehaald, onttrok het bestuur van het Amsterdamse Aalmoezeniers weeshuis na een vernietigend rapport van een door hen zelf ingestelde onderzoekscommissie alle 217 Amsterdamse kinderen aan het bestuur van het instituut van Ter Hoeven; de commissie was onverwacht op bezoek gekomen, had ten hemel schreiende toestanden gezien, en kinderen gehoord die de commissie huilend smeekten hen uit dit ellendige oord weg te halen. De Middel burgse regenten bleven positief, al is dat waar schijnlijk voornamelijk te danken aan het feit dat zij nooit onaangekondigd op bezoek kwamen. Maar de groep Middelburgse kinderen was te klein om het instituut financieel rendabel te hou den. De kinderen leden in de laatste jaren vóór de opheffing van het instituut bittere armoede en moesten vrijwel de gehele dag spinnen. Ten slotte viel eind december 1817 het doek voor deze semi-filantropische inrichting. En hoewel uiteindelijk niet veel terecht was gekomen van de verheven pedagogische idealen, ervoeren de Mid delburgers die met deze 'Feijenoord-wezen' te maken kregen wel, dat zij veel beschaafder wa ren dan de kinderen die in Middelburg waren ge bleven. Literatuur Eerenbeemt, H.F.J.M. van den. Mens en Maatschappij in beweging. Wortels, patronen en ontwikkelingslijnen in het sociaal-economisch leven van West-Europa voor 1940. Til burg 1987. Eerenbeemt, H.F.J.M. van den. Armoede en arbeidsdwang. Werkinrichtingen voor 'onnutte' Nederlanders in de Repu bliek 1760-1795. 's-Gravenhage 1977. Eerenbeemt, H.F.J.M. van den. 'Het huwelijk tussen filan tropie en economie: een Patriotse en Bataafse illusie'. In: Economisch-Sociaal Historisch Jaarboek 35 (1970), 1-26. Hampson, N. The Enlightenment. New York 1968. Mijnhardt, W.W. Tot Heil van 't Menschdom. Culturele Ge nootschappen in Nederland 1750-1815. Amsterdam 1988.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1994 | | pagina 48