90
EGBERT PHILIP VAN VISVLIET
vens omtrent de inhoudelijke kant van deze bij
eenkomsten. Het bombardement van 1940 heeft
de archieven van de beide Middelburgse natuur
kundige gezelschappen vernietigd en de inunda
tie van Walcheren heeft het familiearchief-Van
Visvliet te gronde gericht21. Vooral het laatste feit
is toch wel kras voor een familie die in de negen
tiende eeuw zowel een provinciaal als een ge
meentearchivaris heeft voortgebracht en waarvan
je dus mag verwachten dat ze netjes op de 'spul
len' hebben gepast22. Gelukkig beschikken we
wel over de veilingcatalogus van Egbert van Vis-
vliets collecties. Daaruit blijkt dat de reeds bij Le
Francq van Berkhey gesignaleerde drang tot het
verzamelen van naturalia hem zijn hele leven
heeft bezig gehouden. De catalogus, een opsom
ming van het in zijn bibliotheek en collecties aan
wezige bezit, brengt mooi in kaart hoe deze ach-
tiende-eeuwse arts getrouw aan de mode van zijn
tijd zijn passie voor verzamelen gestalte heeft ge
geven. Het geheel vormt een fraai voorbeeld van
achttiende-eeuwse verzameldrang en getuigt van
de destijds zo typisch Baconiaanse inslag van de
wetenschap, waarbij de nadruk lag op het verza
melen en ordenen van objecten en gegevens.
Wat kwam er in 1800 zoal onder de hamer? De
224 pagina's tellende catalogus23 vermeldt be
halve een grote bibliotheek van 2950 nummers24
een 'uitmuntende verzameling van natuurlijke
zeldzaamheden, bestaande in Hoorns, schul
pen, en Physische instrumenten'. De veilingmees
ter, de boekhandelaar Keel, prijst in het voor
woord de collectie bijzonder aan: 'Gy zult in
dezelve [catalogus] vinden een schat van kost-
baare en zelden voorkomende Werken, ook veele
in de Natuurlyke Zeldzaamheden, Werktuigen en
Byzonderheden, welke ik vertrouw U attentie
zeer wel waardig te zullen zyn'. Daarmee was
niets te veel gezegd. Van Visvliets collectie van
naturalia is één van de belangwekkendste die in
de achttiende eeuw in Middelburg bijeen is ge
bracht. We zullen de verzameling globaal de re
vue laten passeren.
Onder de 'Natuurlijke zeldzaamheden' vinden
we een groot aantal 'Menselijke vruchten en an
dere preparaten' (51 nummers), die in direct ver
band staan met Egberts beroepsuitoefening als
arts. Hieronder bevonden zich een twaalftal ge
prepareerde foetussen, waaronder een bijna 'vol
wassen negerkind'. Daarnaast was er een behoor
lijke afdeling 'wanschepsels op liquor, sceletten,
beenderen, enz.'. Hier kon men bij voorbeeld
een 'misvormd hondje met drie poten' aantreffen,
maar ook een tweetal aaneengegroeide geiten.
Zeer imposant moet de collectie opgezette die
ren zijn geweest, die in totaal maar liefst 303
nummers besloeg. Het betrof hier merendeels
exotische dieren die uit Oost- en West-Indië wa
ren aangevoerd. De bezoekers van de kijkdagen
in september en oktober 1799 zullen hun ogen
hebben uitgekeken toen zij deze verstilde dieren
tuin zagen: al die opgezette dieren in glazen kas
sen, zoals een baviaan met geribde neus of een
Afrikaans luipaard in één kast gemonteerd met
een koningsslang, 'zeer fraai en wel geconditio
neerd'. Het zeldzame Guinees rheetje, Westindi-
sche miereneters, jonge tijgers, krokodillen uit
West-Indië en Ceylon, een zwart aapje met rose
poten, talrijke slangen op liquor, vissen, vogels,
gedroogde insecten en torren. Het kon haast niet
op. Tijdens de veiling bleven de kostbaarste stuk
ken echter onverkocht, hetgeen zijn oorzaak in
de economische achteruitgang zal hebben gehad.
Het meest bracht 'een Virginische buiclelrot' op,
'zynde het wyfje met de jongen in de zak'. Impo
sant was ook de collectie 'Hoorns en doublet-
schulpen' van 313 nummers. Dit deel van Van
Visvliets collectie is al eens beschreven, en wel
door de bekende Zeeuwse malacologe mevrouw
Van der Feen-Van Benthem Jutting. In haar ana
lyse van Zeeuwse schelpenkabinetten uit de acht
tiende eeuw schrijft zij het volgende over Egberts
schelpencollectie: 'De namen in de catalogus zijn
de gebruikelijke populaire namen uit Runtphius
[Amboinesche Rariteitkamer (1705)1: toten, porse
leinhoorns, pennen, vleugelhoorns, stekelhoorns,
tollen, kasketten, maanhoorns, hartdoubletten, la
zarusklappen, hamdoubletten, enz. De prijzen die
enkele bijzondere stukken op de veiling opbrach
ten, waren - de politieke onrust in aanmerking
genomen - niet onbevredigend. Vergelijkt
men de Zeeuwse schelpenkabinetten met der
gelijke verzamelingen in b.v. Amsterdam, Den
Haag of Rotterdam, dan zijn de meeste van wei
nig betekenis. Alleen die van Van Dishoek [1767],
Schorer [1791], Kien van Citters [1798] en Van Vis
vliet [1800] kunnen een vergelijking met collecties
in Noord-Nederland doorstaan'23.
Behalve deze schelpen- en dierencollectie be
zat Egbert van Visvliet een uitgebreide verzame
ling van mineralen, steenachtige zeegewassen en
steensoorten. Het merendeel daarvan was ge
woon als onderdeel van de collectie opgeborgen
in een fraai eiken boogkabinet, waarvan de bo
vendeuren met spiegelglazen waren bezet en de
onderzijde voorzien was van veertig laden met
vakverdeling2". Een enkel specimen diende ter
versiering, zoals de geslepen versteningen uit
Zwitserland, of het 'Mosaïcq werk', uitbeeldende
een 'fraaije papagaai op een tak van een vrucht-
draagende boom, en eenige insecten, zeer
schoon van steen ingelegd'. Zo was er ook een
'bouquet bloemen van hoorens en schulpen ge
maakt'. Hoe fraai dergelijke inlegwerken konden
zijn, kan men vandaag de dag nog zien aan het
schelpenkabinet van Job Baster, dat in het
Zeeuws Museum te Middelburg tentoon is ge
steld.
Als slot van de afdeling naturalia kwam uitein
delijk 'een zeer schoone Herbarius Vivus' ter ta-