ZEEUWS GENOOTSCHAP 47 inmiddels zichtbaar waren geworden. Hij kwam tot de conclusie dat de achteruitgang het gevolg was van het toenemende zedenverval dat hij bij zijn tijdgenoten meende te kunnen constateren. Ten gevolge van de verfransing, de overname van adellijke gewoonten en vooral het dédain voor de koophandel dreigden de oud-Hollandse, burgerlijke en republikeinse zeden verloren te gaan. Desondanks was er geen reden tot pessi misme. De mens, en daarmee de samenleving, waren immers te verbeteren. Verbreiding van de verlichte boodschap zou de oude zeden doen herleven en de Republiek opnieuw' tot een voor aanstaande natie maken. Het glorieuze vader landse verleden kreeg in deze visie een dubbel functie: bron van zelfvertrouwen en voorbeeld waaraan men zich kon spiegelen. Provinciale cultuur De Nederlandse variant van de internationale Ver lichting bracht echter niet alleen een ideeënhisto- rische omwenteling teweeg, maar vormde ook het toneel voor een proces van culturele modernisering. De Verlichting vormt in dit per spectief een centrale fase in het culturele moder niseringsproces dat aan het einde van de middel eeuwen in de verstedelijkte delen van Europa begon en zich gemakkelijk tot in onze tijd toe laat traceren. Eén van de belangrijkste kenmer ken van de Verlichting was het belang dat aan de verbreiding van kennis en maatschappelijke deugden werd gehecht. Het algemeen voorlich tende tijdschrift komt op de markt, evenals de populariserende wetenschappelijke verhandeling en de zedekundige roman. Deze genres beston den uiteraard uit publikaties die in de landstaal waren gesteld. Hiermee hingen een groei en ka rakterverandering van het lezerspubliek samen. Het gaat hier om een complex verschijnsel, maar duidelijk is wel dat zowel de vraag naar als het aanbod van populair-wetenschappelijke en ont spanningslectuur fors toenamen. Met deze ontwikkelingen hing nauw samen de opmars van de provinciale cultuur. Van oudsher dienden hoofdsteden als Londen, Parijs en Am sterdam als culturele centra. Hier woonden en werkten de politieke en culturele elites. In de achttiende eeuw begint ook de provincie aan de cultuur deel te nemen. Symptoom van dit ver schijnsel was de opkomst van de regionale en lokale pers. Na 1750 kregen de voornaamste Westeuropese provinciesteden een netwerk van culturele voorzieningen dat gelijksoortig was aan dat in de hoofdsteden. Het resultaat van deze veranderingen was, dat een nieuw publiekstype, dat in het stedelijke milieu van de vroegmoderne tijd aarzelend tot ontwikkeling was gekomen, nu definitief een eigen gezicht kreeg. De leden van Afb. 1: Portret van David Henry Gallandat, één van de op richters van het Genootschap. Fotografische reproduktie van C.W. Bauer van een pastel door Caron. 1768. Zei. III. IV, nr. 389. dit nieuwe publiek bezaten geen creatieve, we tenschappelijke, literaire of artistieke pretenties. Zij paarden belangstelling voor ontwikkelingen op het terrein van kunsten en wetenschappen aan een behoefte aan ontspanning en sociaal ver keer. Kortom, waar kunsten en wetenschappen voorheen het exclusief eigendom van kleine eli tes waren geweest, raakte nu een groeiend pu bliek betrokken bij het culturele leven in de ruimste zin. Zeeuws Genootschap In deze context van ideeënhistorische verande ring en culturele modernisering past het ontstaan van het Zeeuws Genootschap. Ook de Zeeuwen waren zich ervan bewust dat de Republiek een achterstand had opgelopen en dat binnen de Re publiek vooral de Zeeuwse positie op het spel stond. Het is dan ook niet toevallig, dat de eerste grote geleerde genootschappen in de Republiek ontstaan in steden en regio's die al vroeg met de achteruitgang te maken hadden gekregen. In Haarlem kwijnde de voor de stad zo belangrijke textielindustrie, en de Zeeuwse handel stond al geruime tijd onder druk. Voor de oprichters van het Zeeuws Genootschap stond buiten kijf dat de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1994 | | pagina 5