D e wysheid, fier gezeten op haar Throon, 48 ZEEUWS GENOOTSCHAP bevordering van deugd en wetenschap niet al leen het zedenverval, dat men als oorzaak van de achteruitgang had aangewezen, zou keren, maar ook de remedie zou leveren om opnieuw tot bloei te geraken. Het is in dezelfde contekst dat we het opmer kelijke verschijnsel moeten interpreteren dat poli tieke centra als Amsterdam en Middelburg in de tweede helft van de achttiende eeuw hun cultu rele voortrekkersrol niet wisten waar te maken. We hebben zojuist gezien dat in de Nederlandse verhoudingen particuliere personen van doorslag gevende betekenis waren voor de stichting van grote geleerde genootschappen. Dank zij de Ver lichting en de opmars van de provinciale cultuur was na 1750 een duidelijk draagvlak van weten schappelijk geïnteresseerde burgers, weten schapsbeoefenaars en regenten ontstaan. In poli tieke centra als Amsterdam en Middelburg, waar de sociale afstand tussen regent en ontwikkelde burger immens groot was, kwam de voor de stichting van geleerde Genootschappen noodza kelijke samenwerking tussen deze groepen maar moeilijk van de grond. In kleinere en politiek minder gewichtige steden als Vlissingen en Haar lem, waar deze sociale kloof veel eenvoudiger kon worden overbrugd, werkten regenten en we tenschappelijk geïnteresseerde burgers moeite loos samen in leesgezelschappen of andere door de Verlichting geïnspireerde organisaties. Hier kwamen dan ook de initiatieven voor weten schappelijke genootschappen vandaan. Zo was het in Vlissingen gegaan, maar ook in Haarlem bij de Hollandse Maatschappij en in Utrecht bij het Provinciaal Utrechts Genootschap. Leden De ironie wil echter dat, toen deze geleerde ge nootschappen eenmaal tot stand waren gekomen en via erkenning door stadhouder en gewest een plaats in de hiërarchische structuur van het An cien Régime hadden verworven, het met de in vloed van de kleine steden en de ontwikkelde burgers al gauw gedaan was. De Hollandse Maat schappij wist verplaatsing naar Amsterdam te voorkomen, maar Amsterdamse regenten kregen al spoedig een flinke vinger in de pap. De Vlis- singers werden in aantal overvleugeld door de Middelburgers en moesten accepteren dat in 1784 een Middelburgse afdeling werd gesticht die de voorbode bleek te zijn van een definitieve ver plaatsing, in 1801, van de zetel van het Genoot schap naar Middelburg. En het overwicht van grootsteedse regenten had consequenties, niet al leen voor de recrutering van leden en directeu ren, maar ook voor de organisatie en het karakter Afb. 2: Titelpagina van de eerste verhandeling van het Genootschap, Kopergravure van A, Hulk Jacobsz., naar een teke ning van H. Niewenhuysen, zonder jaar. Zei UI. Ill, nr. 1043. UITLEGGING der TITELPLAAT. Bcfchouwt men in minerve's Wapenrusting Doch, warsch van fabeldicht en valfche Go'on, Scheptzc in gods holk haar grootlte zielsverlusting. Twee Zuilen die 't gcwelffcl van haar Kerk Aan d'ccnen kant bouwkunftig onderlchraagen Vertoonen 'tZEEuwsciien vlissings wapenmerk, En wiLLEMs beeld, wien't wirk wordt opgedragen, Dooriucbtlg Hoofd van onze Maat [chappy Die, fchoon noch in henr zwakkeen kmdfche jaaren, Hem d'Eerlteling hcur's arbeids, vlug en bly, Voor de oogen brengt, met lust om voort te vaaren. De Tafel met den Voorgrondryk bedekt Met Tekenjchets van Kunst en Wetevfchappen En 't Vergezichtdat ginder d'aandacht wekt Ter zydc van Gordyn en Tempeltrappen, Getuigen, dat de weetzucht, vlyc en lust, Door de Eer gelpoord aan Zeelands verfte paaien in onze Vest noch niet zyn uitgcbluscht Men tracht door nut 'er mede een Prys cc haaien. Handhaving van den Godsdienst en het Recht Geneesbcbu/ptot ftcun van 'tmcnschlyk leven, 'c Natuurboekdoor Gods hand ons voorgelegd, 'tNatuurbockdoor zyne Almachtzelfbelchrcven, De Meetkunstin htar takken ruim verlpreidt, De Schilderkunstzoo fix in kleur en trekken, De Puikmujyk die harte opwaarts leidt, Haar Zusterdie de dofheid zelf kan wekken, 'cVermogcn om door 't helder Spiegelglas Het Starrenheir aan 'cmenschlyk oog te klemmen, Of, door behulp van Graadboog en Kompas Op verren tocht een dolle zee te temmen; Hijloriekunstdie 't oude in 'tnieuw herfchept, Die munt en Jlern van vroeger eeuw doet tuigen, Die honing zelfs uit bittren alzem lept, En uit vergift weet artzeny tc zuigen, En wat zich meer liet fchetzcn op de print, Zyn beeldlpraak van het doel, waarheen wv trachten. Is 'c werk gering? wie deugd en wysheid mint, Heeft eindlyk op zyn arbeid vrucht te wachten. Dus huwt m''in 't ryk van onzen Waterleeuw De Sckecpvaardy met dv. ocfning der verflanden. Der braavcn gunst zal by den noesten Zeeuw Den yverglocd noch fterker doen ontbranden. j. B R A he,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1994 | | pagina 6