110
VROUWENROOF EN KLOOSTERROEPING
ter de 'Moderne Devotie' zou worden genoemd,
na zijn bekering tot een vromer leven ter be
schikking was gesteld". Het was een soort begij
nenhuis, zoals die ook in Zwolle en Zutphen
bestonden. De geestelijke leiding van de gemeen
schap berustte bij de broeders van het Gemene
Leven, die in het Mr. Florenshuis woonden. We
duwen en vrouwen van adellijke of rijke afkomst
werden volgens de regels niet toegelaten. Zwe-
dera was niet de enige die daardoor van de
vrome vrouwengemeenschap buitengesloten was.
Maar ze wist raad. Samen met de adellijke dames
Margaretha van Kuilenburg en Jutta van Ahaus,
alsook met de aanzienlijke weduwe Elsebe Ha-
senbroecks, wist ze ten slotte Johannes Brincke-
rinck, de toen fungerende rector van het Mr.
Geertshuis, ertoe te bewegen voor haar en enige
andere vrouwen, met medewerking van de zus
ters van het Mr. Geertshuis, een klooster te stich
ten op een stuk grond in Diepenveen. Zwedera
vermaakte bij testament van 18 mei 1402 al haar
bezittingen aan de zustergemeenschap te Diepen
veen, die omgezet zou worden in een vrouwen-
Afb. 1: Willem V en Albrecht van Beieren,
eeuwse houtsnede door J.C. van Oostzan en.
zestiende
klooster naar de regel van St. Augustinus. Tevens
stond zij haar jaarinkomen van driehonderd
goudgulden af aan Brinckerinck, eveneens ten
behoeve van de gemeenschap9.
De eerste twaalf zusters werden op 21 januari
1408 ingekleed. Zwedera was een jaar eerder ge
storven, Jutta stierf twee dagen na het inkledings-
feest. Toen Katharina van Naaldwijk haar profes
sie deed, was Zwedera dus vier jaar dood. De
herinnering aan haar lotgevallen, die haar tot de
stichting van het klooster hadden gebracht, moet
in deze vrouwengemeenschap nog heel levendig
geweest zijn. Katharina en Elisabeth vonden hier
de bescherming die zij zochten, bij vrouwen die
wisten wat er in de wereld omging.
De gevolgen van een weigering
Een weigering om te trouwen was een vérstrek
kend besluit, dat grote gevolgen voor de betrok
ken families kon hebben. De Diepenveense bio
grafe verhaalt, dat Elisabeths weigering om in het
huwelijk te treden er de oorzaak van was, dat de
heerlijkheid Heenvliet ten slotte in handen kwam
van haar neef, de heer van Cruijningen1". Zeker is
dat echter niet. De toedracht van de wisseling
van eigenaar blijkt niet uit de Diepenveense ver
halen. Maar het verhaal is wel aannemelijk. We
kunnen het als volgt begrijpen.
In 1388 trouwde Elisabeth van Heenvliet, doch
ter van Hugo heer van Heenvliet en van Elisabeth
van Polanen, met heer Adriaan I van Cruijningen,
die in 1392 zijn vader Jan III in de heerlijkheid
opvolgde. Hij stierf in 1409. Hun oudste zoon
was Jan IV van Cruijningen (1389-1464?). Een an
dere dochter van Hugo huwde Hendrik van
Naaldwijk en werd de moeder van bovenge
noemde Katharina. Katharina's Diepenveense
nichtje, Elisabeth van Heenvliet (genoemd naar
haar grootmoeder Elisabeth van Polanen), moet
een dochter zijn geweest van Jan van Heenvliet,
een broer van bovengenoemde Elisabeth. Jan IV
van Cruijningen, haar neef, erfde in 1436 na de
dood van zijn oom Jan van Heenvliet de heerlijk
heid Heenvliet. Indien de Diepenveense Elisabeth
in een huwelijk had toegestemd, was de heerlijk
heid Heenvliet niet in de handen van de Van
Cruijningens overgegaan, maar had zij die inge
bracht in haar huwelijk".
De Van Cruijningens wisten dus heel wel wat
de gevolgen van het forceren, c.q. weigeren van
een huwelijk konden zijn. Uit de archiefstukken
van de rechtspraak van hertog Filips de Goede
van Bourgondië in 1447 blijkt overigens, dat ook
een ander lid van de familie van Arent van Cruij
ningen (+1436), een broer van Adriaan I, bij
zulke zaken betrokken was12. Het betrof Zweer
van Cruijningen13.
De bode van de nog jonge schildknaap Zweer