VROUWENROOF EN KLOOSTERROEPING 111 (Zweder) van Cruijningen, Cornells Boudinszone geheten, had zijn zinnen gezet op de zestigjarige weduwe van Christoffel de Winter uit Hulst in Vlaanderen. Zweer weigerde aanvankelijk in maart 1448 zijn dienaar een handje te helpen toen deze het plan opvatte de weduwe van haar bed te lichten en te ontvoeren. Maar Cornelis zette door. Zweers moeder, Diderica van Riede, weduwe van heer Arent van Cruijningen, fluister den Cornelis en zijn handlangers in het oor, dat Zweer opdracht had gegeven een weduwe te schaken. Tegen haar wil en luid protesterend werd de weduwe ontvoerd en in de hof van de Van Cruijningens ondergebracht. Zweer echter zette de gasten eruit, die vervolgens onderdak in de herberg zochten. De volgende dag kwam Zweer met drie leenmannen naar de herberg om de vrouw te ondervragen. De vrouw werd bin nengeleid en voor Zweer en de zijnen verklaarde zij nu dat zij met haar eigen instemming was ont voerd. Zij trouwde aansluitend met Cornelis, zo als deze bedoeld had. Ten overstaan van de bal juw van Hulst liet Zweer de weduwe bedoelde verklaring herhalen. Desondanks verbande de schepenbank van Gent op 21 juni 1448 Cornelis en de zijnen, inclusief Zweer van Cruijningen, uit Vlaanderen. Na dit oordeel ook vrezend voor hun positie in Zeeland, spanden Zweer en Corne lis zich in om bij de hertog van Bourgondië her roeping van het vonnis te krijgen. Dat lukte in maart 1449- De hertog oordeelde dat Zweer geen blaam trof bij dit geval van vrouwenroof, en dat de bode een overigens goed bekend staand man was. Ondanks de gewelddadige schaking was er geen reden om in te grijpen nu de vrouw ten slotte had bewilligd. Macht van de heer We mogen aannemen, dat 's hertogen oordeel overeenkomstig het toenmalige recht was, te meer omdat de hertog zelf vaak op gelijke wijze dwang uitoefende inzake huwelijken. Het recht stond dwang bij huwelijk blijkbaar toe, als uitein delijk maar de instemming van de vrouw werd verworven. Hertog Filips de Goede, zo schrijft Jo- han Huizinga14, had de gewoonte zijn macht te misbruiken om zijn archerszijn boogschutters dus (volgens Huizinga veelal lagere edelen of andere dienaren van zijn huis uit te huwelijken aan rijke poortersweduwen of dochters. Of dat ook in de ogen van tijdgenoten 'machtsmisbruik' was, zoals Huizinga oordeelt, staat te bezien. Maar aangenaam was zulk optreden voor de be trokkenen veelal niet. Ouders huwelijkten hun dochters liefst zo snel mogelijk uit om dergelijke aanzoeken te ontgaan. Jacques du Clercq, een contemporain kroniekschrijver, bericht dat een weduwe, om aan hertogelijke dwang te ontko men, twee dagen na haar mans begrafenis eige ner beweging hertrouwde. 'Onkiese haast' zou den wij zeggen, maar de vrouw had kennelijk geen andere mogelijkheid om zich aan de herto gelijke macht te onttrekken dan door hem vóór te zijn. Een rijke bierbouwer in Rijssel wilde zijn dochter voor zulk een gedwongen verbintenis niet afstaan, hetgeen de hertog ertoe bracht het meisje gevangen te zetten. Slechts de smeekbe den van haar moeder brachten Filips van zijn voornemen af, maar hij had niets dan hoon en vernedering voor de dappere vader. Regnault d'Azincourt, nota bene lid van het in 1401 te Pa rijs opgerichte Cour d'amours (Liefdehof) 'tot eer, lof, aanbeveling en dienst van alle dames en jonkvrouwen', ondernam een, overigens mis lukte, schaking van een jonge kramersweduwe, in grote stijl met twintig paarden en een priester. Een ander lid van dat hof, de graaf van Tonnerre, probeerde hetzelfde. Het groeiend bewustzijn van eigenwaarde bij de burgerij maakt het begrijpelijk dat de stede lijke magistraat in handvesten regels trachtte vast te leggen waarin bescherming werd geboden te gen gedwongen huwelijken. De stad Gorinchem legde in 1382, en nogmaals in 1412, schriftelijk vast dat de heren van Arkel afzagen van hun recht om weduwen, wezen, kinderen, mannen of vrouwen tegen hun wil uit te huwelijken. Soort gelijke bepalingen treffen we aan in het handvest van Hagestein en in het privilege van Wieringer- land, beide ook uit 138215. De rechtstitel van zulke 'heerlijke dwang' ligt ongetwijfeld in oude grondheerlijke verhoudin gen ten opzichte van ondergeschikten. De bur gers trachtten daaraan te ontkomen, overeenkom stig het vrijheidsethos van de stedeling. Dat neemt niet weg, dat een rijke jongedochter of weduwe een begerenswaardige partij kon zijn, en dat huwelijkskandidaten er veel voor over had den om een goede verbintenis tot stand te bren gen. En ondanks de bepalingen in het stadsrecht bleef de praktijk nog veelal die van de oude bedéling, overeenkomstig het recht van de sterk ste. Daartegen moest met name de weduwe zich rechtens kunnen wapenen. Nalatenschap De vermogensrechtelijke positie van de vrouw, of - breder gezegd - van de langstlevende der echt genoten, werd in het oude Nederlandse recht in de loop van de veertiende en vijftiende eeuw steeds beter geregeld. De rechtsbronnen van de steden laten dat duidelijk zien. Er kan bij voor beeld op de uit 1385 stammende gerichtsformu- lieren van Nijmegen worden gewezen"'. Daaruit kunnen we opmaken dat, wanneer de man ge storven was, zijn echtgenote en haar kinderen de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1994 | | pagina 21