152 ZEEUWSE PI.ATTELANDSKLEDINC prominente rol (Zuid-Beveland en Axel), enzo voort. Toch bestonden op de afzonderlijke eilanden de drachten enige decennia lang nog steeds uit dezelfde, voor 'het' Zeeuwse kostuum kenmer kende onderdelen als voorheen: jak, beuk, doek en rokken. De differentiatie in de Zeeuwse drachten kende haar hoogtepunt in het laatste kwart van de negentiende eeuw: toen bestonden er maar liefst 19 volstrekt verschillende vrouwen drachten naast elkaar17. Rond de eeuwwisseling had de Zeeuwse kle ding zich tot een zodanig hoogtepunt ontwik keld, dat van verdere groei eigenlijk geen sprake kon zijn. In de kleding herkende men in detail overblijfselen uit zowel de negentiende, acht tiende en zeventiende eeuw als uit de Middeleeu wen; de grondvorm was echter dezelfde geble ven. Na enkele korte oplevingen is het daarna bergafwaarts gegaan. Twee wereldoorlogen en een watersnoodramp veroorzaakten zodanige breekpunten, dat massaal de dracht werd afge legd. De laatste decennia is nog veiwoed ge poogd de kleding aan de moderne tijd aan te passen, maar het mocht niet meer baten. Toch is het aardig te constateren, dat naast een kunstle ren damestas, een modern polshorloge en modi euze sandalen cle Walcherse vrouw in dracht nog steeds kledingstukken draagt die regelrecht over geleverd zijn uit de Middeleeuwen, bij voorbeeld de trekmuts, die nog steeds de vorm heeft van het eeuwenoude traditionele hulletje, en de beuk, die in de vijftiende eeuw als 'neerstik' voor het eerst in de burgermode werd geïntroduceerd. Het jak kwam voorheen in de meeste Nederlandse streekdrachten voor, maar wordt in zijn oorspron kelijke gedaante momenteel alleen nog op Wal cheren gedragen. Daarmee is Walcheren de enige regio in verre omstreken waar nog dagelijks een middeleeuws kledingstuk wordt gedragen. Noten 1. Onder andere Maaskamp (1803), Greeven (1828), Ma- dou (1830). Bing en Braet von Überfeldt (1857). 2. P. Stuart. 'De godin Nehalennia en haar cultus'. In: DEAE NEHALENNIAE, 28. Middelburg, Leiden 1971, en idem, Provincie van een imperium, 29. Leiden 1986. 3. Cornelis Batthus (1471-1517), geciteerd in Smallegange (zie noot 5). 4. In dit verband verschaffen ons de werken van onder meer Batthus (ca. 1500?), Reygersbergh (1551). De Bruin (1575). Heyns (1601), Visscher (1657) veel informatie. Ze moeten echter met de nodige voorzichtigheid gehanteerd worden, want als zogenaamde 'Trachtenbücher' zijn ze niet altijd even exact en betrouwbaar. 5. Nieuwe Cronyk van Zeeland, Middelburg 1696, blz. 67. 6. Edward Browne in 1668. 7. I. Tirion. Tegenwoordige Staat der Vereenigde Neder landen, Amsterdam 1751, blz. 24. 8. De Bree (1967) en Polderman (1993). 9. In Zeeuwse boedelinventarissen komt men behalve een groot aantal doeken, beuken, rokken en mantels (=jakken) vanaf de zeventiende eeuw stelselmatig 'een stickiijff met een paar losse mouwen tegen. Dit kleding stuk komt slechts bij hoge uitzondering meer dan één keer in boedels voor, en moet clan ook voor bijzondere gele genheden bestemd zijn geweest. 10. Een dergelijk mutsje is vaak afgebeeld op werken van zeventiende-eeuwse Hollandse meesters. 11. De kniebroek, de culottes, werd door de revolutionai ren ongeschikt bevonden voor het werk, omdat deze net onder de knie sloot. Zij gingen daarom massaal over op het dragen van lange broeken, de sans culottes (letterlijk 'zonder korte broeken'); dragers van een kniebroek wer den voortaan geassocieerd met de adel. 12. Dagboek van Henry Light. 2 augustus 1809. 13. Edmondo de Amicis. Olanda. Firenze 1874, blz. 27 14. Victor Hugo. Victor Hugo en Zélande, Paris 1868, blz. 49. 15. J.P. Hasebroek. 'De Zeeuwse arbeider'. In: De Neder landen 's-Gravenhage 1841. 16. De polders van Nieuwland werden gedeeltelijk vanuit Zuid-Beveland bevolkt; de plattelandskleding, tegenwoor dig het meest verwant aan de Walcherse dracht, moet vroeger veel meer Zuidbevelandse invloeden hebben ge kend. 17. Te weten: Schouwen, Duiveland, Sint Philipsland, Tholen, Noord-Beveland (hoerendracht en burgerdracht), Walcheren (met lokale verschillen), Middelburgs Ambacht, Nieuw- en Sint Joosland, Arnemuiden (burgerdracht en vis sersdracht), Zuid-Beveland (protestants en katholiek), Cad- zand en omstreken (protestants en katholiek). Land van Axel (hoerendracht, burgerdracht en dracht met de 'ronde muts') en Land van Hulst (hoerendracht en burgerdracht). Verder bestonden er verscheidene, onderling verschillende werk- en slaapmutsjes en kinder- en rouwdrachten. Literatuur Bing, V. en J. Braet von Ueberfeldt. Nederlandsche kleeder- dragten en zeden en gebruiken. Amsterdam, Utrecht, Al phen a.d. Rijn 1857/1976. Bree, J. de. Kostuum en sieraad in Zeeland, Lochem 1967. Cruys Voorbergh. Erfenis van eeuwen. Amsterdam 1941. Duyvetter, J. en F.W.S. van Thienen. Klederdrachten, de schoonheid van ons land. Amsterdam 1962. Frederiks, J.A. en J.C. de Man. Zeeuwsche Kleederdrachten, Herinnering aan het bezoek van H.M. de Koningin en HM. de koningin-regentes aan het eiland WalcherenS.l. 1894. Greeven, H. Verzameling der Kleederdragten in de Noorde lijke Provinciën van het Koninkrijk der Nederlanden, S.l. 1828. Heusden, E. van. Bonte kleren en blanke kappen. Den Haag 1948. Maaskamp, E. Afbeeldingen van de kleeding, zeden en ge woonten in de Bataafse Republiek. Amsterdam 1803. Madou, J. Costume de Belgique. S.L, s.a. (ca. 1830). Oakes, Alma, G. de Gordilanne en E.W. Moffatt. National Costume of the Netherlands. London 1932. Idem en Margot Hamilton Hill. Rural costume. London 1970. Polderman, T. 'Voorhoofdsnaald: kenmerk of brandmerk?' In: Nederland Museumland. Zwolle 1991. Idem. Het Zeeuwse kostuum door de eeuwen heen. Van Ka- donder tot Keutepari. Goes 1993- Thienen, F.W.S. van. Das Kostüm der Blütezeit Hollands. Berlijn 1930. Idem. 'lets over de kleding van boeren en visschers in de zeventiende eeuw'. In: Oudheidkundig Jaarboek 1932. Idem. Het Noord-Nederlandse Costuum van de Gouden Eeuw. Amsterdam, Antwerpen 1951.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1994 | | pagina 10