ZEEUWSE PLATTELANDSKLEDING TOT 1840
145
Tiny Polderman
In de Zelandia lllustrata, de historisch-topografische atlas van het Genootschap, bevinden zich van
oudsher tal van kostuumafbeeldingen. W.S. Unger heeft deze in deel III van de catalogus van de atlas
(Historie en Levenbeschreven onder het hoofdstuk Klederdrachten en Volksleven. Uit deze verzameling
zijn tot op heden slechts iveinig platen bekend geworden, voornamelijk uit de bekende prentenboeken
over kleding, zeden en gebruiken die vanaf 1800 met een zekere regelmaat het licht zagen'Met behulp
van deze platenboeken, het toenemend aantal beschrijvingen en het feit dat uit deze tijd enige originele
stukken bewaard zijn gebleven, hebben wij ons een vastomlijnd en gedetailleerd beeld kunnen vormen
van de ononderbroken ontwikkeling van de Zeeuwse plattelandskleding van het midden van de vorige
eeuw tot de drachten die we vandaag de dag nog in het straatbeeld tegenkomen. Hoe men echter tot en
met de Napoleontische tijd op het Zeeuwse platteland gekleed ging, is helaas veel minder goed bekend. In
dit artikel poogt de auteur onder meer aan de hand van de Zelandia lllustrata daarover enige uitspra
ken te doen.
Kleding in Zeeland vóór 1700: de voorgeschiede
nis van het Zeeuwse kostuum in fragmenten
'Zeeuwen' hebben waarschijnlijk van oudsher
voor hun regio karakteristieke kleding gedragen.
De inheems-Romeinse godin Nehalennia moet in
haar tijd herkenbaar zijn geweest als een echte
lokale godin: de kleding die zij draagt, kent bin
nen het inheems-Romeinse goden-pantheon geen
parallellen en moet typisch voor deze regio zijn
geweest. Afbeelding 1 toont haar gekleed in een
lang, tot aan de grond reikend gewaad, dat soms
in de taille met een ceintuur is omgord of met
een kortere mantel is gecombineerd. Hierover
draagt zij een schoudermanteltje met geschulpte
rand, soms vastgemaakt met een fibula. Het haar
wordt door middel van een mutsachtig hoofddek
sel bijeengehouden. Nehalennia werd reeds vóór
de komst van de Romeinen vereerd en door hen
ten dele geromaniseerd, onder meer door toevoe
ging van wij-inscripties in het Latijn en toeken
ning van traditionele attributen. Uit haar typische
en unieke kleding blijkt dat zij een echte lokale
godin is geweest, die door haar dedicanten zeker
als 'één van hen' werd herkend2.
Na de Romeinse tijd zal het ruim dertien eeu
wen duren voordat opnieuw een afbeelding van
een 'Zeeuwse' verschijnt (zie afbeelding 2,
rechts). Uit de Middeleeuwen kennen we geen
afbeeldingen van bewoners van Zeeland; wél zijn
enige beschrijvingen van 'Zeeuwse' kleding over
geleverd, zoals deze: dat men in 't platte
Land by sijnen tijt, van geen kostelijkheit van Flu
weel, Satijn, Damast, of Sijde en wiste te dragen,
noch mans noch vrouwen, dan die van Edele
stamme geboren waren. Het gemein volk droeg
ter selver tijt haer selfs gemaekt Laken, en der
Vrouwen gieragie [=sieraden] was doen een Gul
den Riem om de middel van haer lijf, en schone
Ringen'3.
Vanaf de zestiende eeuw verschijnen regelma
tig, zij het sporadisch, afbeeldingen van Zeeuwse
mannen en vrouwen. Dit heeft te maken met de
opkomst van geografische en ethnografische pla
tenboeken en van geschiedkundige werken'.
Schilderijen geven ons meestal alleen informatie
over de kleding van de gegoede burgerij. De Ze
landia lllustrata bevat een niet onaanzienlijke
hoeveelheid grafiek en tekeningen die niet of
nauwelijks ontsloten is en waaraan we inter
essante gegevens over bijzonderheden in de
Zeeuwse plattelandskleding van vóór 1700 kun
nen ontlenen. We weten dat in de Zeeuwse
streekdrachten die tot op de dag van vandaag
nog worden gedragen diverse onderdelen terug
gaan op vroegere burgermode. Er zijn zelfs ele
menten die een vroeg vijftiende-eeuwse oor
sprong doen vermoeden. Aan de hand van het
jak, de muts en de beuk met doek is deze ont
wikkeling het best te illustreren.
Tot 1350 kent de kostuumgeschiedenis een
uniform, weinig veranderend modebeeld, waarin
zowel vrouwen als mannen gekleed gingen in
een lang, hoog gesloten, ruim vallend en gedra
peerd hes. Die kleding komen we tot ver in de
zeventiende eeuw tegen en ze is kenmerkend
voor de Zeeuwse boerenstand (afbeelding 3: 'rus-
ticus, rustica'). De Zeeuwse landman en land
vrouw gingen beide eeuwenlang - zeker tot 1700
- gekleed in een dergelijk (ouderwets) hes (zie
ook afbeelding 4). Soms was het hes mouwloos
en werd het gedragen over een hemd met
strakke mouwen. Vrouwen droegen een om het
hoofd gewikkelde doek, vaak gecombineerd met
een breedgerande slappe hoed. Aan de traditie
van het hooggesloten lange hes, het 'wambuis' of
'hemdrok', werd in de regionale mannendracht
overigens lang vastgehouden; dit model zou maar