146 ZEEUWSE PI.ATTELANDSKLEDING Afb. 1: Altaar voor de godin Nehalennia, ca. 200 n.C., Lei den, Rijksmuseum van Oudheden. mondjesmaat veranderingen ondergaan. De kleding van de Zeeuwse burger vertoonde tussen 1520 en 1700 de algemene kenmerken van de Zuidnederlandse mode. De huik of gibeline, een soort omslagdoek of cape die over het hoofd werd gedragen en tot op de grond viel, was het opvallendste onderdeel. Op de huik bevond zich een soort kapje, soms in de vorm van een klep (afbeelding 2, rechts; afbeelding 5, tweede van links), dan weer in de vorm van een baret met veer (afbeelding 3: de 'civis uxor' houdt een der gelijke huik in de hand). Onder deze cape droeg men een eenvoudige muts van het huitype (af beelding 3) of een gevouwen doek met naad middenvoor (afbeelding 2). Dit hoofddeksel dook in oneindig veel variaties regelmatig op in de burgermode. De huik was van Moorse origine - er bestaan beschrijvingen van Noordafrikaanse huiken met een vergelijkbaar klepje - en is een vast onder deel van veel Zuideuropese streekdrachten ge worden. In Zeeland raakte de huik bekend onder de naam 'foalje' of 'faalje'; elders werd zij ook wel Vlaamse falie of 'pleureuse' genoemd. Smal- legange geeft in zijn kroniek een beschrijving van de 'Kleederen en Habijten in oude tijden' die overeen lijkt te komen met het ons bekende beeldmateriaal: 'Tusschen de mannen en de vrou wen en was geen groot onderscheit van Kleeren, want de mans droegen een Klokke of Huikke, ofte mantel boven onder de kelen met eenen knoop of haek, sonder mouwen, seer enge en naeuwe om 't lijf, soo dat men bijna alle de leden mochte sien, seer kort, dat niet als 't opper lijf be dekt en was. En de vrouwen droegen lange Kleeren, dunne aen 't lijf, met naeuwe moukens en kleine ploikens, met lijnen doexkens op haer hoofden onder de kele toegespelt'L De kleding van de Zeeuwse edelen stond eveneens onder Vlaamse invloed. Dit hangt sa men met de sterke impulsen van de Vlaamse la kenindustrie, die hun neerslag vonden in onze streken. De kleding in de zuidelijke Nederlanden oogde wat zwieriger en minder preuts dan in het noorden. We constateren dat in 1570 het 'Spaanse' silhouet in stadse kringen in Zeeland is doorgedrongen: de hooggesloten japon met strakke opstaande kraag (afbeelding 5, tweede van rechts). Spaanse invloeden in de burgermode zouden tot ca. 1660 merkbaar blijven. In de noor delijke Nederlanden zou aan het eind van de zes tiende eeuw een enorme opleving in de toepas sing van kant in de 'Spaanse' kragen ontstaan. De strakke, hoge Spaanse kragen konden daarom hier te lande uitgroeien tot de bekende molen steenkragen (afbeelding 3: 'civis uxor'). Gelijktij dig met dit silhouet waren in de hogere stand zwierige japonnen met décolletés en wijde mou wen, alsook breedgerande hoeden populair (af beelding 3: 'nobilis uxor'). 1660-1780: overgangsperiode? Algemeen kunnen we stellen dat vanaf de veer tiende eeuw de kleding van de verschillende Afb. 2: Zelandia Illustrata, III, 930. A. Duerer, afbeelding van een vrouw uit Bergen en een meisje uit Goes (1520). Uit: A. Duerer's NiederlaendischeReise (15211918). n Oitó s;>4i-v 1 Jffip w 'fe' f ik n M$- Wi V Pr I - WËÊÈfr 7',

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1994 | | pagina 4