ZEEUWSE PLATTELANDSKLEDING
147
Nmiiusu
Afb. 3: Zei. 111., Ill, 893. Burger, edelman en landman en hun vrouwen (1655). Uit: N. Visscher, ComitatusZeelandiae nova
descriptio (1Ó57).
maatschappelijke standen een eigen weg ging.
De Zeeuwse plattelandbewoners hadden van
oudsher hun eigen beroepskledij, waarin maar
nauwelijks plaats was voor elementen uit de
heersende mode. Pas in de zeventiende eeuw
kunnen we voor het eerst duidelijke regionale
verschillen in de mode onderscheiden; enerzijds
bestaat een onderscheid tussen verscheidene
standen en gilden, anderzijds bestendigen zich
aanwijsbaar karakteristieke regionale en lokale
kenmerken. Duidelijk wordt, dat tradities in de
plattelandskleding hardnekkig standhielden; de
mannenkleding van het platteland was het con
servatiefst.
Daarna moeten we ruim een eeuw lang (1660-
1780) beeldmateriaal omtrent de mode in Zee
land ontberen. Wel bezitten we enkele (reisbe
schrijvingen met summiere mededelingen over de
Zeeuwse kleding, bij voorbeeld: 'The women
wear red cloths and broad straw hats'6. En verder:
'Kostelyke kledy was lang onder hun onbekend;
dog is in vervolg van tyd eerst onder de Edelen,
en naderhand onder 't gemeen ook allengskens
doorgebroken'7.
Pas in de Napoleontische tijd beschikken we
weer over enige beelden. Het vrouwenkostuum
dat zich vanaf die periode laat zien doet in niets
meer denken aan de Zeeuwse kleding van vóór
die periode, die fragmentarisch tot ons is geko
men. Het is daarom niet exact aan te tonen, wan
neer 'het' Zeeuwse kostuum is ontstaan.
Circa 1800: bestendiging van het Zeeuwse vrou
wenkostuum
We kunnen de overlevering van de vijftiende-
eeuwse stadsmode op de negentiende- (en twin
tigste-) eeuwse plattelandskleding het best waar
nemen in de vrouwendracht. Momenteel komt
men alleen de drachten van Walcheren, Nieuw
en Sint Joosland, Zuid-Beveland en de burger
dracht van Arnemuiden nog dagelijks in het
straatbeeld tegen. Oudere inwoners van Zeeland
kunnen vertellen dat deze drachten ook de laat
ste decennia veel veranderingen hebben onder
gaan. De rokken zijn korter geworden, de beuk
is soms vervangen door een blouse en de acces
soires zijn aan de moderne tijd aangepast. Toen
er nog modegevoelige jonge vrouwen in gekleed
gingen, was de dracht veel sterker aan mode-in
vloed onderhevig. Beetje bij beetje waren name
lijk door jonge mannen en vrouwen binnen de
rijke boerenstand statusverhogende elementen uit
de burgermode ingebracht, elementen die met
een vertragingsfactor te maken kregen en verstil
den. Deze aanpassingen en wijzigingen zijn el
ders al uitvoerig uit de doeken gedaan, zeker wat
betreft de periode vanaf ca. 1840, waaruit ons,
zoals eerder opgemerkt, veel gegevens ter be
schikking staan". Ondanks die soms spectaculaire
modeontwikkelingen en ingrijpende aanpassin
gen aan de heersende stadsmode zijn er tot op
de huidige dag elementen overgeleverd die de
oorsprong verraden.
De vrouwendracht op het Zeeuwse platteland
bestond vanaf 1780 over het algemeen uit een
combinatie van hemd met kantrandje, tot op de
kuit vallende rokken, schort, lijfje met schootje,
kraplap, doek en hulletje met schelphoed. 's Win
ters werd een wollen geborduurde omslagdoek
met capuchon gedragen, een zogenaamd faalje.
Tot halverwege de negentiende eeuw was het
Zeeuwse kostuum min of meer eenvormig te
noemen. Met uitzondering van Zuid-Beveland
vertoonden de eilanden geen noemenswaardige