16
GEZAG IN HET GEDINC
als op Walcheren moest een groot deel van de
bevolking worden geëvacueerd. Schouwen-Dui-
veland, al sinds februari 1944 door de bezetter
geëvacueerd en geïnundeerd, bleef tot mei 1945
bezet gebied.
Het eerste stuk Zeeuws grondgebied dat in
september 1944 werd bevrijd was dus oostelijk
Zeeuw,sch-Vlaanderen. In de dagen van 16 tot en
met 21 september ontzetten Poolse troepen het
gebied ten oosten van de Braakman. Onder an
dere bij Axel en Terneuzen werd enige tijd hevig
gevochten. De wilde taferelen van 3 en 4 septem
ber - in menige plaats had men al een bevrij
dingsfeest achter de rug - herhaalden zich bij de
eigenlijke bevrijding. In Axel, Hulst en Terneu
zen, maar ook in de dorpen, ging het zeer uit
bundig toe bij het opbrengen van NSB-ers en an
dere politiek verdachten.
De OD. die hier net als in de rest van Zeeland
goeddeels met de illegaliteit samenviel, nam, ge
lijk dat in enkele plaatsen al op Dolle Dinsdag
was gebeurd, het heft in handen. Zo werd in
Axel door de 'ondergrondse' een eigen bestuur
ingesteld met ds. P. van Oeveren, de plaatselijke
leider van zowel OD als LO, als burgemeester. In
andere gemeenten gebeurde na de bevrijding in
grote lijnen hetzelfde: daar gingen personen als
burgemeester fungeren die steunden 'op het ver
trouwen van de burgerij en vooral van de illegali
teit'. De OD bezat in deze periode in feite de
macht: hij beschikte over veel mankracht, ver
voersmiddelen en wapens. Het was ook de OD
die de massale arrestaties van politiek verdachten
uitvoerde.
Vier dagen na de bevrijding van Axel, op de
avond van 23 september, arriveerde daar kapi
tein-luitenant ter zee C.W. Slot. Hij was lid van
het in Londen ingestelde Militair Gezag (MG) en
was als provinciaal militair commissaris (pmc)
van Zeeland aangewezen. Hij werd, 'enkel voor
zien van een koffertje, afgezet door een geal
lieerde auto. Het ontbrak hem zowel aan helpers
als aan vervoer. Voorlopig kreeg hij onderdak op
het gemeentehuis te Axel'. Aldus beschrijft De
Koeijer in zijn studie over het functioneren van
het MG in Zeeland de entrée van Slot in die pro
vincie. In de volgende dagen kreeg de pmc ge
zelschap van twee Zeeuwse MG-officieren die
hem in zijn taak dienden bij te staan: kapitein P.
de Bruyne en le luitenant J.C. Stouthamer, bei
den in de loop van de bezetting naar Engeland
ontkomen. Na twee weken voegde zich ook de
kapitein ter zee J. van Leeuwen bij de staf van de
pmc. Dit viertal vormde voorlopig het MG in het
eerst bevrijde deel van Zeeland. Het contrast met
de macht aan mensen en middelen van de OD
was enorm.
Leider van de OD in oostelijk Zeeuwsch-Vlaan-
deren was de arts J.F.J. Casparie uit Terneuzen.
Kort na de bevrijding had hij van de Bevelhebber
van de Nederlandse Strijdkrachten (BNS) prin.-
Bernhard de opdracht gekregen om uit de OD
die in feite een samenvoeging van OD en KL
was, het eerste Zeeuwse vrijwilligersbataljon tc
vormen. Het werd genoemd naar Rudolph Fassa
ert, de doodgewaande knokploegleider, die ech
ter later weer opdook en kapitein in het vrijwilli
gersbataljon werd. Volgens Van Ojen werd deze
formatie op 29 september in het Belgische St. Ni
klaas officieel opgericht en op den duur aange
duid als 'Wachtbataljon I'. Omdat de zuidelijke
Schelde-oever dringend veroverd moest worden,
kwam dit bataljon volledig ter beschikking van
het Canadese Eerste Leger, dat de opdracht had
westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen te veroveren. De
twee Zeeuwse wachtbataljons die uiteindelijk
werden gevormd maakten overigens geen deel
uit van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) zoals
die in de rest van het bevrijde zuiden uit OD-.
KP- en RW-eenheden werden gevormd.
Op 25 september nam provinciaal militair com
missaris Slot contact op met OD-leider Casparie.
Deze bleek, aldus de aantekeningen van Slot in
zijn dagboek, bereid het MG als wettige overheid
te aanvaarden en de pmc de nodige assistentie te
verlenen. Maar een en ander ging Slot blijkbaar
veel te traag, want op 29 september verlangde hij
dat de plaats van de OD, die op dat moment oos
telijk Zeeuwsch-Vlaanderen in feite beheerste,
volledig zou worden ingenomen door het MG.
Daartoe moest de OD als organisatie per 1 okto
ber geliquideerd worden. De OD-leiding, die
haar handen vol had en bovendien nu met de
vorming van het wachtbataljon van ongeveer vijf
honderd man was belast, stemde in deze eis toe.
Maar in de praktijk bleek de werkelijke macht
niet door een simpele toezegging over te dragen.
Gezien het feit dat ook na 1 september OD-leden
- 'wilde jongens' volgens Slot - op eigen gezag
nog arrestaties verrichten, en bij voorbeeld de
door de OD uitgereikte autovergunningen geldig
moesten blijven, heeft het nog minstens tot half
oktober geduurd voordat er een eind kwam aan
het eigenmachtige optreden van de OD-groepen.
De vorming van het wachtbataljon, dat veel van
die 'wilde jongens' aantrok, werkte in het voor
deel van het MG.
Het is juist in deze fase, wanneer het MG een
reële macht begint te worden, dat ook de voor
malige illegaliteit aanstalten maakt om haar in
vloed te bestendigen, nu via het MG. Op 6 okto
ber kwam, aldus Slot in zijn dagboek, een
commissie van illegalen om medezeggenschap in
het bestuur verzoeken; als argument voerde zij
aan, dat medezeggenschap uit Londen beloofd
was. Wie de commissieleden waren, is niet met
zekerheid bekend. Gezien hun latere activiteiten
is het aannemelijk dat behalve dominee Van Oe
veren ook de onderwijzer J. Philipse (hoofd van
de OD-inlichtingendienst ter plaatse, eerder be-