VROEGE SPOORWEGPLANNEN
Afb. 4: Portretten van de
zestien leden der commis
sie. Nr. 1 is Dirk Dronkers.
RAZ, Zei. 111. IV, 158/1.
de aanleg van een Rijksspoorwegnet, waaronder
de lijn Roosendaal-Bergen op Zoom-Goes-Mid-
delburg-Vlissingen. Voor de aanleg werd een be
drag van 100 miljoen gulden toegezegd. Ook
werd bepaald dat de werken zoveel mogelijk ge
lijktijdig moesten worden aangevangen. Op 27
juli I860 wrerd het wetsvoorstel met 49 tegen 23
stemmen door de Tweede Kamer aangenomen.
De Eerste Kamer aanvaardde het voorstel op 16
augustus I860 met 34 tegen 5 stemmen.
Conclusies
De uiteenzetting over de financiële perikelen bij
de totstandkoming van de verschillende Zeeuwse
spoorwegplannen doen vermoeden dat de finan
ciën een doorslaggevende rol bij deze spoorweg
verbinding hebben gespeeld. Toch is dat zeker
niet het geval: de plannenmakers slaagden er
steeds opnieuw in het benodigde kapitaal bijeen
te brengen. Soms ging dat met moeilijkheden ge
paard en werd van de initiatiefnemers veel finan
ciële creativiteit gevraagd, maar met kunst- en
vliegwerk slaagden zij erin de benodigde midde
len bijeen te brengen.
De werkelijke obstakels voor de verwezenlij
king van de Zeeuwrse spoorlijn vormde - zoals
ook elders in het land - cle aarzelende houding
van de centrale overheid. Regering en parlement
bleven weigeren de spoorwegbouwers daadwer
kelijk te steunen, hetzij in de vorm van rentega
ranties of subsidies, hetzij door middel van ade
quate onteigeningswetgeving. In het geval van
Zeeland speelde nog een aantal specifieke facto
ren een belangrijke rol. In de eerste plaats de te
genstrijdige belangen van Rotterdam en Vlissin-
gen; de regering deed in die belangencontrover.se
geen duidelijke keuze, maar de facto schaarde zij
zich eerder achter het Rotterdamse dan achter het
Vlissingse standpunt. In de tweede plaats speelde
de animositeit in cle liberale partij een rol van be
tekenis. Dronkers behoorde tot de jonge progres-
sief-liberalen, en dat bezorgde hem bij de libera
len van het oude stempel in Den Haag geen
gunstige naam. In de derde plaats vormde de
Scheldekwestie een heet hangijzer; de regering
wenste uitdrukkelijk rekening te houden met de
Belgische belangen of was daar, beter gezegd,
zelfs krachtens overeenkomst toe verplicht. Dat
betekende in concreto, dat de aanleg van een
spoorlijn 'over dammen en langs kreken' steeds
gepaard diende te gaan met de aanleg van een
kanaal door Zuid-Beveland en Walcheren om de
vrije doorvaart van Antwerpen naar Rotterdam
veilig te stellen. Om bovengenoemde redenen
behoeft het dan ook geen verbazing te wekken,
dat de aanleg van de Zeeuwse spoorlijn zo lang
op zich heeft laten wachten.
Literatuur
Broeke, W. van den. Financiën en financiën van cle Ne
derlandse spooriuegen 1837-1890. Zwolle 1985-
Bruin, M.P. de. 'De aannemer Dirk Dronkers en het drama
van de Zeeuws-Limburgse spoorweg'. In: Zeeuw Tijdschrift
10 (I960) 85-99.
Collectie Dronkers, Rijksarchief in Zeeland en Gemeentear
chief Vlissingen.
Kraker, L. de. Enige beschouwingen over cle Zeeuws-Lim
burgse spoorweg (1839-1872) (scriptie).
Ommen, van A.F. 'De liberale kiezersvereniging De Grond
wet te Middelburg 1858-1880'. In: Archief, Mededelingen
van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap
pen 1981, 1-128/
Stoppelaar, G.N. de. De Zeeuwsche spoorwegZijn geschie
denis van het eerste ontwerp tot heden. Middelburg 1867.