ROOFVOGELS
59
deld kunnen we hier tussen november en maart
circa honderd tot tweehonderd exemplaren ver
wachten. Een opvallend verschijnsel is de zware
ondervertegenwoordiging van volwassen manne
tjes: het gros van onze overwinteraars bestaat uit
onvolwassen en vrouwelijke vogels. De meeste
mannetjes overwinteren ten zuiden van ons land.
Waarschijnlijk heeft dit te maken met verschillen
in prooikeuze tussen het vrouwtje en het kleinere
en lichtere mannetje.
Grauwe kiekendief (Circus pygargus)
De grauwe kiekendief is de kleinste van de drie
geregeld in Nederland voorkomende kiekendie
ven. Zijn voedsel bestaat voornamelijk uit zang
vogels en kleine zoogdieren. Van de drie kieken
dieven is de grauwe de meest uitgesproken
trekvogel; zijn overwinteringsgebied ligt ten zui
den van de Sahara.
Tot in onze eeuw was de grauwe kiek een ge
wone broedvogel van de duinstreek en in min
dere mate van moerassen en hoogvenen in het
binnenland. De afgelopen decennia vond een
sterke afname plaats, waarschijnlijk ten gevolge
van het verdwijnen en versnipperen van de
broedbiotoop in combinatie met de gifproblemen
in de jaren vijftig en zestig. Een tijdelijke opleving
van het aantal broedparen vond begin jaren ze
ventig plaats in de Flevopolders en begin jaren
negentig in grootschalig braak gelegd akkerland
in Groningen. Duurzaam geschikte broedplaatsen
kent de grauwe kiekdief echter niet meer in Ne
derland.
Vermoedelijk heeft de grauwe kiek vroeger ge
regeld in de Zeeuwse duinen en wellicht ook op
hoge schorren en in moerassen gebroed. De be
kendste broedplaats bevond zich in de Schouwse
duinen, waar tot in de jaren vijftig jaarlijks een
vijftal paren broedde. Daarna ging het snel berg
afwaarts en sinds 1968 is de soort hier verdwe
nen. Sindsdien onderneemt de grauwe kiek nog
incidenteel een broedpoging in de provincie, zo
als in 1991 aan het Grote Gat bij Oostburg. De
meeste grauwe kiekendieven die Zeeland aan
doen zijn op doortrek. Een goede plaats om dit
fenomeen te bezichtigen is de trek-telpost aan de
dijk bij Breskens. Van half april tot eind mei
wordt de soort hier geregeld gezien, en bij zuid
oosten-wind kan het aantal vogels oplopen tot
een dagmaximum van acht exemplaren (op 21
mei 1989). De najaarstrek is veel minder opval
lend, en vanaf oktober zijn waarnemingen van
deze soort vrijwel uitgesloten.
Havik (Accipiter gentilis)
De havik is een echte standvogel, die liefst zijn
hele leven in de nabijheid van de broedplaats
verblijft. Alleen jonge vogels kennen een beschei
den neiging tot zweiven. Het voedsel van de ha
vik bestaat vooral uit middelgrote vogels zoals
duiven, kraaiachtigen en zangvogels (bij voor
beeld spreeuw). Hollandse haviken hebben roe
rige tijden achter de rug. Het broedbestand van
deze echte bosvogel is lange tijd gekrompen
door het verdwijnen van bos en de intensieve
jacht door jachtopzieners en anderen die de ha
vik node hun fazanten, duiven en wat dies meer
zij zagen slaan. In de loop van onze eeuw is het
bosareaal flink uitgebreid, zodat een grotere
broedbiotoop beschikbaar kwam. Bovendien
werd de jacht op de havik verboden. De voor
zichtig ingezette positieve trend werd echter ruw
verstoord door de komst van persistente land-
bouw-pesticiden in de jaren vijftig en zestig. Pas
na het verbod, begin jaren zeventig, op vergiften
als Dieldrin en DDT verbeterden de vooruitzich
ten voor deze roofvogel weer. Sindsdien is de ha
vik bezig aan een ongekende opmars. Inmiddels
herbergen vrijwel alle wat grotere Nederlandse
bosbestanden één tot enkele paartjes.
Het is niet onwaarschijnlijk dat de havik vroe
ger in de Zeeuwse duinrandbossen heeft ge
broed, maar bewijs daarvoor ontbreekt. In onze
eeuw was de soort hier zeker niet aanwezig. Tot
voor kort had hij zelfs een dwaalgast-status. Met
het recente oprukken van het broedbestand, ook
in het Hollandse duin en op de Brabantse Wal, is
het aantal waarnemingen in vooral de duinstreek
en in Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen flink toegeno
men. Vorig jaar werd in laatstgenoemd gebied
zelfs het eerste zekere broedgeval in Zeeland ge
constateerd. Vestiging in de duinbossen van Wal
cheren en Schouwen lijkt op termijn zeker niet
onmogelijk. Het valt te hopen dat de problemen
die jagers in Oost-Nederland weer met de havik
hebben hier uit zullen blijven.
Sperwer (Accipiter nisus)
De sperwer kan als het kleine broertje van de ha
vik worden beschouwd. De biotoop en voedsel
bron komen sterk overeen met de grote broer,
maar de sperwer neemt genoegen met kleinere
broedbosjes en jaagt vooral op zangvogels zoals
mussen, lijsters en spreeuwen. Beide soorten zijn
sprintjagers, die hun prooi in snelle achtervolging
overrompelen. Nederlandse sperwers zijn goed
deels standvogels, maar noordelijker broedende
vogels komen in onze streken overwinteren.
In grote lijnen geldt het verhaal over de pieken
en dalen van het Nederlandse havikbestand ook
voor de sperwer. Zo schaars als de havik is de
sperwer echter nooit geworden. De opkomst was
daarentegen wat minder spectaculair. Toch kan
rustig gezegd worden dat het de sperwer de laat
ste tijd goed gaat in ons land.
In Zeeland was de sperwer vroeger een zeld
zame broedvogel van duinen en wellicht ook van
bossen. Gegevens zijn echter schaars en vaag.
Zeker is, dat de soort hier tijdens de gifgolf van
de jaren zestig als broedvogel ontbrak. Vanaf