60
ROOFVOGEL
1980 broedt de sperwer weer geregeld in het
Zeeuwse, waarbij de vestiging in Oost-Zeeuwsch-
Vlaanderen opvalt. Pas vanaf 1988 broedt de vo
gel hier jaarlijks. Inmiddels broeden hier jaarlijks
tien tot vijftien paren en de toename lijkt nog niet
gestopt te zijn. De sperwer broedt in grotere bos-
complexen, zoals die ten zuiden van Hulst en in
de Braakman, maar ook in kleine, dichte (verka-
veDbosjes, vooral in de zuidelijke zandstreek.
Deze vestiging heeft zeker te maken met de toe
name van de soort aan de Vlaamse kant van de
grens. Bovendien is dit halfopen cultuurland zeer
geschikt als jachtterrein voor de sperwer.
De laatste jaren zijn in bijna alle Zeeuwse re
gio's broedgevallen gemeld. Opvallend is dat
deze vogel ook in kleine verkavelbosjes in de
kleipolders blijkt te broeden. Het ziet er dan ook
naar uit, dat de positieve trend in Nederland ook
in Zeeland doorzet. Tijdens de najaarstrek, van
september tot in november, is de sperwer wel
licht de meest voorkomende Zeeuwse roofvogel.
Op elke trek-telpost wordt hij geregeld gezien, en
op topdagen kunnen meerdere tientallen exem
plaren worden waargenomen. In de wintermaan
den vallen sperwers wat minder op, maar toch
kunnen ze overal in duinen, polders met enige
bosschages en zelfs in steden en dorpen worden
aangetroffen. De voorjaarstrek van februari tot in
april verloopt weinig opvallend en vanaf medio
mei wordt de soort voornamelijk in potentiële
broedgebieden aangetroffen.
Buizerd (Buteo buteo)
De buizerd is de opportunist onder de roofvo
gels. Hoewel van origine een bosvogel, jaagt hij
ook graag boven open terrein en neemt soms ge
noegen met kleine boomgroepjes of laanbeplan
ting als broedplaats. Het voedselspectrum is
breed en loopt van regenwormen en insekten tot
konijnen en middelgrote vogels. Ook aas staat
geregeld op het menu. De prooi wordt meestal
opgespoord vanaf een paal, een hek of een
boom. Omdat de soort relatief traag is, is het
jachtsucces afhankelijk van het verrassingseffect.
Nederlandse buizerds zijn standvogels, maar bui
zerds uit noordelijker streken trekken in voor- en
najaar door ons land en blijven hier deels over
winteren.
Wat betreft de aantalsontwikkeling van de bui
zerd in Nederland kan verwezen worden naar
hetgeen bij havik en sperwer werd opgemerkt,
met dien verstande dat de buizerd lange tijd de
schaarste van de drie was en nu met een broed-
bestand van ten minste 4500 paar de talrijkste is.
Ook voor de buizerd geldt, dat hij in vroeger
eeuwen vermoedelijk in de Zeeuwse bossen
heeft gebroed. In de twintigste eeuw ontbrak hij
echter tot begin jaren zeventig. Het broedgeval in
1973 op het Groot-Eiland bij Hulst was het eerste
dat ooit in de provincie werd beschreven. Sinds
dien heeft de buizerd langzaam maar zeker in de
Oostzeeuwsvlaamse zandstreek vaste voet aan d
grond gekregen. Elders, met name in de Zak van
Zuid-Beveland en in de Walcherse en Schouwse
duinen, werden jaren achtereen overzomerend -
vogels gezien, maar vanaf midden jaren tachti
wordt hier ook nu en dan gebroed. Momenteel
broeden zo'n tien tot vijftien buizerds in de pro
vincie, waarvan meer dan de helft in Oost-
Zeeuwsch-Vlaanderen. De laatste jaren broede
deze vogels plaatselijk zelfs op verruigde indu;
trieterreinen, in jong polderbos en in populieren
schermen langs boomgaarden. De soort is zelfs ai
doorgedrongen tot grotendeels boomloze gebie
den als oostelijk Beveland en Tholen. Het ziet er
naar uit, dat we ons nog midden in de vestigings
fase bevinden en dat het aantal broedparen d
komende jaren zal toenemen.
In het winterhalfjaar komt de buizerd tameliji
algemeen en verspreid in alle landschappen var
de provincie voor, met uitzondering van stedelij!
gebied. Het aantal overwinteraars is de laatste
jaren wat toegenomen en bedraagt nu naar schat
ting enkele honderden. Naast de eigen broed
vogels treffen we veel uit Scandinavië en Noord
Duitsland afkomstige exemplaren aan. Over
winterende buizerds prefereren een meer oper
jachtterrein, maar aanwezigheid van enig op
gaand geboomte als slaapplaats in het enkele
vierkante kilometers grote winterterritorium i;
noodzakelijk. In voor- en najaar worden mei
name in de kuststreek geregeld doortrekkende
buizerds gezien. Vooral in oktober kunnen bi
voor thermiek gunstige omstandigheden som;
groepen van maximaal enkele tientallen exempla
ren in de lucht hangen, zwevend van de ene naai
de andere thermiekbel.
Ruigpootbuizerd (Buteo lagopus)
De ruigpootbuizerd vervangt de buizerd als
broedvogel in arctische streken. Scandinavische
vogels overwinteren veelal in West- en Midden
Europa. In Nederland is het een schaarse winter
vogel van grootschalige open gebieden. Het
voedsel in de wintertijd bestaat vooral uit muizen.
In Zeeland is de ruigpootbuizerd al lange tijd
een weinig talrijke winteivogel van open duinen,
polders en - al dan niet voormalige - schorren.
Bekende gebieden waar de soort jaarlijks wordt
gezien zijn de Grevelingen, de Kop van Schou
wen, het Sloegebied, het Groot-Eiland en Saef-
tinghe. Eind september arriveren de eerste vo
gels, teiwijl de aantallen in midwinter het hoogst
zijn. Rond eind maart is het gros van de overwin
teraars weer vertrokken. Het totaal aantal over
winterende ruigpootbuizerds schommelt tussen
de vijf en twintig exemplaren. Het meest alge
meen is de soort in muizenrijke jaren die gevolgd
worden door een strenge winter. Vrijwel jaarlijks
worden in de kuststreek enkele doortrekkers op-