1<( IF VOGELS
61
Alb. 4: Een waakzame buizerd aan de rand van de polder bij Burgh-Haamstede, winter 1993- Foto: Cor Berrevoets.
g- 'merkt, maar hun aantal is gering.
A sarend (Pandion haliaetus)
I e visarend heeft, net als de zeearend, vermoe
it dijk tot in historische tijden in Nederland ge-
foed, maar aan het begin van de twintigste
e -uw was hij reeds uitgestorven. Biotoopvernieti-
g ng en vervolging waren hiervoor verantwoorde-
I k. De dichtstbijzijnde, regelmatig bezette broed-
plaatsen liggen nu in Oost-Duitsland en
21 lid-Zweden. De broedbiotoop bestaat hier uit
r istige, beboste streken met voldoende visrijke
meren. Visarenden zijn trekvogels die grotendeels
ti n zuiden van de Sahara overwinteren.
In Zeeland is de visarend een tamelijk zeld
zame doortrekker in voor- en najaar. In het voor-
j. ar lijkt het erop dat de visarenden haast hebben
cm richting broedplaats te gaan: het gros van de
waarnemingen wordt verricht in enkele weken
t ds, van half april tot midden mei. Op de telpost
1 ij Breskens worden in deze weken tot zeven
i xemplaren per dag gezien. De najaarstrek vangt
ind juli aan en duurt tot begin oktober. In deze
I eriode worden in visrijke gebieden geregeld
teisterende exemplaren gezien. De beste stek is
i ïomenteel het Volkerakmeer, waar de soort
anaf de Philipsdam geregeld te bewonderen is.
1 icidenteel wordt de soort 's winters waargeno
men.
Torenvalk (Falco tinnunculus)
De torenvalk is de meest voorkomende roofvogel
van Nederland. Het aantal broedparen wordt op
ten minste vijfduizend geschat, terwijl 's winters
tussen de tienduizend en dertigduizend torenval
ken in ons land rondvliegen. Torenvalken broe
den het liefst in halfopen landschappen, maar
ook geheel open gebied wordt geaccepteerd,
mits daar voldoende voedsel en broedgelegen-
heid in de vorm van nestkasten aanwezig zijn.
Het voedsel bestaat vooral uit woelmuizen. Daar
naast worden andere kleine zoogdieren, vogels
en insekten gegeten. Na een afname ten gevolge
van de landbouwvergiften gaat het de soort sinds
begin jaren zeventig redelijk goed. Veruit de
hoogste aantallen komen tot broeden in jaren
met een goede veldmuisstand. De afname van
deze belangrijkste prooi ten gevolge van ontwik
kelingen in de landbouw zal zeker een negatieve
invloed hebben gehad op het aantal broedende
torenvalken van vóór het midden van deze eeuw.
Hoewel de ten noorden van ons land broedende
torenvalken 's winters wegtrekken, lijkt slechts
een relatief gering aantal Noord- en Oosteuro-
pese vogels in ons land te overwinteren.
In Zeeland is het aantal torenvalken in de loop
van de twintigste eeuw met zekerheid afgeno
men. De rigoureuze verkavelingen na de Tweede
Wereldoorlog en de watersnoodramp van 1953