62
ROOFVOGEL
Afb. 5: Een sperwer op doortrek langs de Nolledijk bij Vlis-
singen op 29 oktober 1991. Foto: Pim Wolf.
versterkten hier de door landbouwgif veroor
zaakte problemen. Conform het landelijke beeld
vond na de diepe inzinking in de jaren zestig
(om een idee te geven: tussen november 1968 en
november 1969 werden in Zeeland 47 veelal door
vergiftiging omgekomen exemplaren verzameld)
een bescheiden toename plaats. In Oost-
Zeeuwsch-Vlaanderen nam de soort zelfs flink
toe ten gevolge van het aanbieden van nestkas
ten. Later werden ook elders in de provincie kas
ten geplaatst, vaak met succes. Daarnaast nam de
broedgelegenheid toe door het op leeftijd komen
van polderbosschages. Toch ligt het aantal broed-
paren in regio's als Schouwen-Duiveland en
West-Zeeuwsch-Vlaanderen nog flink onder het
landelijk gemiddelde, waarschijnlijk vooral door
het ontbreken van voldoende broedgelegenheid.
In het winterhalfjaar kan de torenvalk in alle
open en halfopen Zeeuwse biotopen worden
aangetroffen. Geliefde voedselterreinen zijn weg
bermen, braakliggende akkers en dijken met een
ruige vegetatie. Vanwege het relatief milde
Zeeuwse klimaat trekken veel elders in Neder
land overwinterende torenvalken in strenge win-
Afb. 6: Een visarend passeert de dijk bij Breskens, voorjaar
1993- Foto: Pim Wolf.
ters naar onze streken. In zulke winters worden
dan ook de hoogste aantallen in de regio vastge
steld, naar schatting vijfhonderd tot duizenc
exemplaren.
Roodpootvalk (Falco vespertinus)
De roodpootvalk broedt in Oost-Europa en over
wintert in zuidelijk Afrika. In West-Europa is he
een zeldzame doortrekker in voor- en najaar, df
in sommige jaren plots wat algemener kan zijn
Zo werden in mei 1992, in een periode met lang
durig aanhoudende oostenwinden, meer dan du
zend exemplaren in Nederland gezien.
In Zeeland was de soort tot voor kort een nie
jaarlijks waargenomen zeldzaamheid. De vasthou
dendheid van enkele trektellers heeft de kenni
betreffende het voorkomen van de soort echte
danig vergroot. Op Breskens wordt de soort sincf
eind jaren tachtig jaarlijks waargenomen, me
name in de maand mei. In het fameuze rood
pootvalkenjaar 1992 kwamen hier in totaal meet
dan honderd exemplaren voorbij, met maxima op
14 mei (twaalf exemplaren) en 21 mei (achttien
exemplaren). Opvallend is dat buiten deze trek-
telpost slechts enkele roodpootvalken werden ge
signaleerd.
Tijdens de najaarstrek, van augustus tot begin
oktober, ligt het aantal waarnemingen veelal be
neden dat van het voorjaar. Wel wordt de soort
dan meer verspreid door de provincie waargeno
men.
Smelleken (Falco columbarius)
Het smelleken, een kleine valkje, broedt in sub-
arctische streken en overwintert in de gematigde
zone. Zowel in broed- als in wintertijd is het ge
bonden aan open landschappen. Het voedsel be
staat voornamelijk uit kleine zangvogels. In Ne
derland is de soort een vrij schaarse doortrekker
en wintergast, vooral in het noorden en het wes
ten des lands.
Gezien de voorkeur voor een open biotoop is
het niet verwonderlijk dat we het smelleken in
Zeeland geregeld in het winterhalfjaar kunnen
aantreffen. De meeste smellekens arriveren hier
in september en oktober. De soort houdt zich
dan vooral op in de kuststreek en op andere
plaatsen waar zangvogels in groten getale door
trekken. Een groot deel van de dan aanwezige
vogels trekt verder zuidwaarts. Van half novem
ber tot begin maart hebben we hier te maken
met echte overwinteraars. Plaatsen waar relatief
veel smellekens worden gezien zijn dan de
Schouwse duinen, het Markiezaat en Saeftinghe.
Ook in het polderland wordt hij echter geregeld
waargenomen. Geliefde voedselplaatsen zijn
slaapplaatsen van zangvogels zoals als mussen en
spreeuwen. Ook het smelleken zelf doet aan so
ciaal slapen, al gaat het voorzover bekend om
hooguit enkele exemplaren bij elkaar. De totale