R< )OFV'OGELS 63 Zeeuwse winterpopulatie bestaat naar schatting uit veertig tot tachtig exemplaren. Vanaf begin maart beginnen cle smellekens weer in noord- waartse richting weg- en door te trekken. Vanaf eind mei tot eind augustus is de soort hier vrijwel geheel afwezig. Boomvalk (Falco subbuteo) Boomvalken zijn vogels van diverse halfopen landschapstypen als heide, open bos en agrarisch gebied met plaatselijk wat bosschages. Vaak broedt de vogel in de kruin van hoge bomen, liefst in door kraaien gebouwde nesten. Het tedsel bestaat uit kleine vogels en grote insek- t n. De Nederlandse boomvalkpopulatie heeft i iet de grote achteruitgang van de jaren zestig gekend die we bij andere soorten tegenkomen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het feit dat I oomvalken overwinteren in tropisch Afrika en pas laat in het voorjaar naar hun broedplaatsen t rugkeren. Daarmee heeft deze vogelsoort de ergiftigde zaaizaden ontlopen die andere soor ten fataal werden. De laatste jaren is in de ene re- to sprake van toename in de andere van af name. De eerste Zeeuwse boomvalken arriveren rond half april. In mei worden geregeld langstrek kende vogels gezien en aan het einde van die maand worden ook de Zeeuwse broedterritoria i ipgezocht. De broedplaatsen bevinden zich veelal in bosschages nabij open terrein, zowel in iet duin en in de polder als - een enkele keer - i stedelijk gebied. Vermoedelijk is het aantal broedparen in de loop van de eeuw gedaald. inds begin jaren tachtig is sprake van een voor zichtig herstel, al zal het maximum aantal per jaar i liet boven de tien uitkomen. Broedgevallen kun- len overal in de provincie verwacht worden. Re delijk goede gebieden zijn duinranclbossen en de Iraakman. Kort na het uitvliegen van de jongen in augus tus worden de broedplaatsen weer verlaten. Tot midden oktober worden dan weer geregeld angstrekkende vogels opgemerkt, met name tngs de kust. Een enkele keer wordt de boom alk nog tot begin november waargenomen. lechtvalk (Falco peregrinus) Deze grote, zware valk broedde vroeger vermoe delijk geregeld in Nederland, met name in grote boscomplexen. Tegenwoordig zijn broedgevallen uiterst zeldzaam en is de soort hier vooral be tend als doortrekker en wintergast uit Noord-Eu- opa. Als weinig andere roofvogels heeft de slechtvalk te leiden gehad van pesticidengebruik, maar na het verbod op de belangrijkste vergiften en een betere bescherming gaat het de soort sinds het midden van de jaren zeventig redelijk goed in Noordwest-Europa. Slechtvalken leven voornamelijk van middelgrote vogels. Afb. 7: Rode wouw, rondzwevend in Frankrijk; binnenkort ook in Zeeland te zien? Foto: Pim Wolf. Uit Zeeland zijn geen gedocumenteerde broed gevallen van de slechtvalk bekend. Wel is het al lange tijd een opvallende doortrekker en winter gast, die een voorkeur heeft voor weidse, open landschappen met een rijkdom aan vogels, zoals schorren, slikken en duinen. Het aantal Zeeuwse waarnemingen vertoont sedert begin jaren tachtig een stijgende lijn. De eerste exemplaren arriveren in september, teiwijl pas in november het groot ste aantal doortrekkers langskomt. Van december tot in maart overwinteren de slechtvalken, cle laatste jaren tussen de vijftien en vijfentwintig exemplaren. Het meest in trek zijn gebieden die voldoen aan bovengenoemde landschapscriteria, zoals de Grevelingen, het Volkerakmeer en Saef- tinghe. Daarnaast worden geregeld exemplaren gezien op ander lokaties waar zich concentraties van eenden of hoogwatervluchtplaatsen bevin den. Tot slot zijn ook groepen foeragerende dui ven of steltlopers op bouwland in trek. Aib. 8: Een wespendief op weg naar zijn broedgebied pas seert de dijk bij Breskens, mei 1992. Foto: Pim Wolf.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1995 | | pagina 29