AI CHEOLOGICA ZELANDICA
69
ki >m) is van een oranjerood baksel met een glan-
z< nd oppervlak; de figuren zijn niet goed afge-
V- irrnd doordat er bij het afvormen kennelijk iets
is misgegaan. De kleinere scherf heeft een don-
k> rrode kleur, is wat harder gebrand en kwali-
t; ief veel beter doordat de figuren goed zijn
overgekomen (de wolvin is helaas secundair be
schadigd, zie afbeelding 3).
Voor het bestuderen en vergelijken van de tal-
li ze figuurcombinaties op versierde terra sigillata
wordt meestal gebruik gemaakt van op speciale
v ijze verkregen gipsafgietsels. Een bolvormige
t. ..-kom geeft bij het fotograferen en afbeelden
perspectivische vertekeningen, waardoor de vor
men en onderlinge afstanden van de figuren niet
nauwkeurig meetbaar zijn. De gipsafgietsels zijn
met behulp van negatieven van elastisch materi
aal vrijwel vlak gemaakt en kunnen zonder noe
menswaardige afwijkingen gefotografeerd wor
men. Bij vergelijking van de drie afgebeelde
combinaties van de wolvin met Romulus en Re
ims is te zien dat de kinderen als afzonderlijke
f guurtjes onder de wolvin zijn aangebracht en
i iet tot een gecombineerd figuurstempel hebben
1 ehoord.
De geschiedenis van de terra sigillata-industrie
i vrij goed bekend, niet alleen door vondsten uit
I istorisch gedateerde kampen en nederzettingen,
i taar vooral ook omdat verschillende centra van
rootschalige bedrijven zijn teruggevonden en
nderzocht. Zo is het dank zij het standaardwerk
an dr. I. Huld-Zetsche (1993) niet moeilijk te
chterhalen dat de in Aardenburg opgegraven
ersierde t.s.-kommen in het midden van de
i veede eeuw na Chr. zijn vervaardigd in Trier, in
e door Huid als zodanig aangeduide "Werkstatt
I'. Deze werkplaats was in vol bedrijf in de pe-
ode van ca. 145 tot 165 jaar na Chr., als opvol-
eer van 'Werkstatt I', waar van ca. 135 tot 155 de
roegste Trierer terra sigillata werd gemaakt. Na
men van pottenbakkers zijn uit 'Werkstatt I en II'
iet bekend. Latere t.s. uit Trier is dikwijls van
en pottenbakkersnaam of de naam van de
ormschotelmakei' voorzien, zoals ook uit in Zee-
:and gedane vondsten blijkt: COMITIALIS,
vIAI.IAAVS, DEXTER, CENSOR(INVS), TORDILO,
VICTOR, AFER, PATERNIANVS, DVBITATVS en
nkele minder bekende fabrikanten. In het stan-
laardwerk van Huld-Zetsche over de terra sigil-
ata uit Trier ('Werkstatt II') worden zo'n 650 ty-
ten van versierde kommen (of van ontdekte
/ormschotels) minutieus afgebeeld en besproken,
lecoratievorm A 97 (Tafel 12) komt het meest
net de Aardenburgse vondsten overeen. Een be-
angrijk verschil zit echter hierin, dat op de Aar
denburgse fragmenten boven in de beeldzone
twee druiventrossen worden afgewisseld met tel
kens één blad; op A 97 is om en om een druiven
tros en een blad te zien. De opeenvolging van
twee druiventrossen en een blad treffen we wel
aan op een scherf uit Trier-Altbachtal, afgebeeld
door L. Gard (1937, Abb. 25a) afbeelding 4. Voor
de volledigheid volgt hier een beknopte beschrij
ving (naar Huld-Zetsche, 1993) van de gebruikte
figuurtypen: eierlijst E 12, waaronder getordeerde
lijst 0 154; druiventros 0 142, blad 0 134, wolvin
met Remulus en Remus T 46, boompje 0149a, ro
zet 0 98; benedenfries met rozetten O 98 op
voorgetrokken richtlijn.
De hoogte van de halve kom bedraagt 10,5
cm.; diameter van de rand: 20,0 cm. (van de losse
scherf met bijbehorende rand: 21,0 cm.); diameter
van de standring: 9,0 cm.; hoogte van de gladde
zone onder de rand: 2,2 cm. (van de scherf: 3,3
cm.).
De t.s.-fragmenten Dragendorff 37 met de af
beeldingen van Romulus en Remus en de wolvin
zijn in 1977 opgegraven ter plaatse van de voor
malige hofstede Buize in de Oude Stad van Aar
denburg (vondstnummers 1977-B-296 en 301). De
voorwerpen zijn in het Gemeentelijk Archeolo
gisch Museum van Aardenburg te bezichtigen op
de tentoonstelling 'Bij de beesten af' (dierfiguren
op archeologische voorwerpen) gedurende 1995!
Noot
1. Op 14 april 1970 haalde schipper K.J. Bout uit Tholen,
varend op de Tholen 6 Johanna Cornelia, tijdens het vissen
op de Oosterschelde bij Colijnsplaat brokstukken van twee
altaren op die blijkens de inscripties aan de godin Neha-
lennia waren gewijd. Sedertdien zijn meer dan tweehon
derd altaren of fragmenten daarvan opgevist en opgedo
ken. Een belangrijke collectie kwam in het bezit van het
Genootschap door een schenking van de heer J. Valster uit
Hoek (zie jaarverslag in Archief 1994).
Literatuur
Gard, L. Reliëfsigillata des 3und 4. Jahrhunderts aus den-
Werkstatten von Trier (niet-gedrukte dissertatie, Tiibingen
1937).
Huld-Zetsche, I. Spat ausgeformte römische Bilderschüs-
seln. Bonner Jahrb. 178, 1978, 315-334.
Huld-Zetsche, I. Trierer Reliefsigillata. Werkstatt II. Mat.
Röm.-Germ. Keramik 12, 1993-
Stibbe, C.M. Geschiedenis van het Romeinse rijk, van het le
gendarische begin van de stad Rome tot de dood van Con-
slantijn de Grote. Zeist 1962, 7-10.
Stuart, P. Provincie van een imperium. Romeinse oudheden
in Nederland in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden.
Leiden 1968.