ARCHEOLOGICA ZELANDICA 66 ROMULUS EN REMUS IN AARDENBURG J.A. Trimpe Burger In de hoogste klassen van de vroegere hogere burgerscholen en ongetwijfeld ook op de gymnasia werden heel wat lesuren gewijd aan de mythologie ofwel de klassieke godenleer. Ofschoon de wonderlijke verha len over de Griekse en Romeinse godenwereld zeer tot de verbeelding spraken, twijfelden we destijds wel eens aan het nut van dit verplichte vak, omdat je in je jonge jaren nauwelijks besefte hoe groot de in vloed van de klassieken was op ons dagelijkse leven en vooral op het gebied van kunsten en wetenschap pen. Achteraf ben je-blij ooit een zekere basiskennis te hebben verwonen die je in staat stelt de gedach- tenwereld van Grieken en Romeinen enigszins te begrijpen. In Zeeland werd in de eerste eeuwen van onze jaartelling de inheems-Romeinse godin Nehalen- nia (of was het op z'n 'Zeeuws' Nechalennia?) hoog vereerd. Een en ander blijkt uit de meer dan tweehonderd aan haar gewijde altaren die tot op heden in de omgeving van het huidige Dom burg en Colijnsplaat werden ontdekt. Zij stonden opgesteld in twee Romeinse heiligdommen waarin zeelieden en handelaren 'gaarne en met reden' hun geloften jegens de godin vervulden ('votum solvit libens merito'). Op veel scholen in Zeeland is Nehalennia nu een geliefd onderwerp voor een scriptie, vooral na de 'wonderbaarlijke visvangst' in 1970 op de Oosterschelde'. Dat was voordien anders: Nehalennia kwam tijdens de lessen Nederlands, geschiedenis en mythologie nauwelijks of niet ter sprake en slechts een enke ling had wel eens gehoord van onze Zeeuwse godin. Hoger scoorden daarentegen Romulus en zijn tweelingbroer Remus, waarvan de eerste vol gens een zeer bekende sage als de stichter van Rome wordt beschouwd. Het waren kinderen Afb. 1: Gedeelte van een terra sigillata-kom met de afbeelding van Romulus en Remus en de hen zogende wolvin; gipsaf gietsel,schaal 1:2 (foto Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Amersfoort).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1995 | | pagina 32