ZEEUWSE BINNENDIJKEN
105
Landschap
Het zijn niet alleen planten en dieren waarmee
de dijken kleur geven aan het Zeeuwse polder
land. Zeker zo belangrijk is de betekenis van de
dijken in cultuurhistorisch en visueel opzicht.
Zo'n duizend jaar geleden begonnen de bewo
ners van Zeeland met het beschermen van hun
woongebied tegen het opdringende zeewater.
Aanvankelijk geschiedde dat door het afdammen
van grote kreken en het ophogen en bekaden
van hun woonplaatsen. Later zijn grote ringdijken
aangelegd rondom de zogenaamde oudlandge
bieden. Uit deze fase dateren ook de eerste echte
dijken. Grote delen van Zuidwest-Nederland be
stonden toen nog uit schor en slik. Andere ge
deelten, zoals het oude Noord-Beveland en het
Verdronken Land van Reimerswaal, moesten in
L ter jaren weer aan de zee worden prijsgegeven.
Vanaf de twaalfde en dertiende eeuw begon de
periode van de 'offensieve' bedijking. Van toen af
a in werden nieuwe schor- en slikgebieden inge
polderd en tot cultuurland ontgonnen. Aanvanke-
1 rk werden alleen de hoogste en gemakkelijkst
toegankelijke gebieden ingepolderd. In de loop
cier jaren namen de technische mogelijkheden
toe en konden moeilijker en grotere gebieden
orden ontgonnen. De vorm en de grootte van
tie polders laten dit nog duidelijk zien. Wande-
i nd over de Grote Dijk en de Valdijk in de de
Zak van Zuid-Beveland zien we aan de ene kant
het grootschalige open landschap van het Oud-
i nd van Zuid-Beveland en aan de andere kant
de kleinschalige dertiende- en veertiende-eeuwse
bedijkingen rondom Ovezande en Heinkenszand.
Meer naar het westen getuigen de grote Kraayert-
polders, met hun parallelle dijken en lange,
i chte wegen, van de geest en de grotere techni-
:he mogelijkheden van de zeventiende eeuw.
Ook op vele andere plaatsen in Zuidwest-Neder
land is zo de geschiedenis van het polderland af
te lezen aan de dijken en daarmee samenhan
gende landschapselementen als kreken en welen.
Meer dan welk landschapstype in Nederland is zo
:e historie van dit gebied leefbaar voor de geïn
teresseerde wandelaar of fietser. Misschien is
daarin ook wel een van de grote charmes van dit
gebied gelegen.
Daarnaast heeft het Zeeuwse polderland ook
een grote landschapsvisuele schoonheid. En ook
daarbij spelen de dijken een belangrijke rol. Aan
de ene kant bieden zij door hun hoge ligging uit
zicht over het uitgestrekte polderland met prach-
ige wolkenluchten. Anderzijds geven zij met hun
replanting diepte en afwisseling aan het land
schap. Fietsend of wandelend over de dijken kij
ken we nu eens uit over een weids landschap met
Akers en weilanden en plots na een paar kron
kelingen in de dijk staan we in een kleinschalig
gebied met opgaand geboomte, water en riet.
Dijken in het overheidsbeleid
Omstreeks I960 kreeg de overheid meer belang
stelling voor de dijken. Na de oorlogsinundaties
en de vernielingen die de ramp van 1953 hadden
aangericht zijn grote delen van Zeeland, met Wal
cheren, Schouwen-Duiveland en Tholen voorop,
op de schop gegaan. Daarbij kwam ook de vraag
aan de orde wat er met de oude binnendijken
moest gebeuren. Op enkele plaatsen (o.a. Schou
wen-Duiveland) zijn er een aantal afgegraven,
maar vrijwel overal kwam men tot het inzicht dat
het gewenst was de dijken in stand te laten.
Daarbij speelden zowel technische (tweede wa
terkering) als landschappelijke overwegingen een
rol. Al vrij snel had ook de Provincie het beleid
ontwikkeld dat voor particuliere ontgrondings-
aanvragen voor dijken in principe geen vergun
ning werd afgegeven. Ook dit werd ingegeven
door landschappelijke overwegingen: het was
duidelijk de intentie om het Zeeuwse dijkenpa-
troon zoveel mogelijk in stand te laten. Dit was
lang niet overal in Nederland zo. In Noord-Gro-
ningen bij voorbeeld zijn tot ver in de jaren ze
ventig met toestemming van de Provincie binnen
dijken afgegraven.
Ook natuurbeheerders kregen in de jaren ze
stig belangstelling voor de Zeeuwse dijken. Het
was voor boeren immers niet meer rendabel om
met schaapskudden en groepjes koeien langs de
dijken te trekken. Veel bloemrijke dijken begon
nen dan ook te verruigen. Andere werden door
boeren ingerasterd en bemest, waardoor zij meer
produktie opleverden. Beide ontwikkelingen wa
ren funest voor de vele bijzondere planten.
Staatsbosbeheer, de Vereniging Natuurmonumen
ten en later ook het Zeeuwse Landschap zijn er
dan ook toe overgegaan om waardevolle dijken
aan te kopen met het oogmerk de karakteristieke
vegetatie in stand te houden. Aanvankelijk ge
beurde dit vooral in de Zak van Zuid-Beveland,
maar later ook elders in Zeeland.
In de jaren zeventig is het dijkenareaal van de
Zeeuwse natuurbeheerders sterk gegroeid. Dat
had te maken met de ruilverkavelingen die in die
jaren met name in Zuid-Beveland en in Zeeuws-
Vlaanderen zijn uitgevoerd. In de landschaps
plannen voor deze ruilverkavelingen namen de
dijken een centrale plaats in. Door de dijken te
handhaven en met beplanting te accentueren kon
het landschap versterkt worden. Oude eilandker
nen, stroomgeulen en afsluitdammen of andere
historisch belangrijke plaatsen werden beplant,
waardoor ze duidelijker herkenbaar werden en
het landschap meer reliëf gaven. Veel van deze
nieuwbeplante dijken werden ook in beheer ge
geven aan organisaties als Staatsbosbeheer, Na
tuurmonumenten en het Zeeuwse Landschap.
Vaak waren op deze dijken geen bijzondere plan
ten aanwezig. Botanische doelstellingen speelden