ZEEUWSE BINNENDIJKEN; VAN WATERKERING TOT
NATUURGEBIED
Anton van Haperen
drachtige transparante luchten hoven de gouden, gesneden korenvelden, omlijst door blauwig, zwaar
geboomte. De dijken met hun bloemenweelde vol zeer zeldzame planten, als wollige distel, heemst, mar
jolein, zwart knoopkruid, ruige anjer. De idyllische waterpartijen met hun riet en bomen, het is alles
van zo'n rustige schoonheid'
Deze woorden schreef Hans Warren op 21 augus
tus 1942 in zijn dagboek. Niet veel Zeeuwen zul
len zich in die donkere oorlogsjaren bewust ge
veest zijn van de bijzondere kwaliteiten van het
Zeeuwse dijkenlandschap. In de beperkte kring
van de kenners van de Nederlandse wilde flora
lag dat anders. Bijna een eeuw daarvoor al had
de Goesse huisarts en oprichter van de Neder-
1: ndse Botanische Vereniging, R.B. van den
osch, verslag gedaan van de vondst van diverse
i ijzonctere planten op de dijken van de Zak van
duid-Beveland en elders in Zeeland. Met de re
gelmaat van de klok zijn in de decennia daarna
botanische excursies naar Zuidwest-Nederland
georganiseerd en steevast waren de dijken daarbij
een onderdeel van het programma.
Door mensenhand gemaakt om schor en slik
om te vormen tot vruchtbaar land, hebben de dij
ken eeuwenlang een functie gehad als primaire
f secundaire waterkering. In die jaren zijn zij ge
heel vergroeid met hun omgeving en hebben zij
de structuur van het polderlandschap mede be
paald. Anno 1995 zijn de Zeeuwse bloemdijken
oor velen een begrip en is hun behoud zelfs on
derwerp van beleidsnota's en politieke beraadsla
gingen.
De dijken van Zuidwest-Nederland in breder per-
üectief
De Zeeuwse dijken zijn van oudsher begroeid
met hooi- en grasland. Plaatselijk komen welis
waar ook bomen en struiken op de dijken voor,
maar grazige vegetaties overheersen vrijwel
overal. Dit heeft ten dele te maken met het ge-
ruik. De dijken werden van oudsher beweid of
gehooid. Daarnaast is de grasmat ook van belang
oor de functie van de dijken als waterkering:
met een gesloten goed doorwortelde graszode
kan een dijk veel langer weerstand bieden aan
hoge waterstanden en golfslag dan wanneer hij
begroeid is met ijler en dieper wortelende bomen
of struiken. Bij stormvloeden is het zelfs denk
baar dat bomen met wortels en al omvallen en zo
een gat in de dijk achterlaten. De instandhouding
van een goede gesloten grasmat is dan ook altijd
een belangrijke doelstelling geweest voor de be
heerders van de Zeeuwse waterkeringen. Het is
waarschijnlijk dan ook mede vanuit deze achter
grond dat zich op de dijken een traditie heeft
ontwikkeld van graslandgebruik. Eeuwenlang
verlieten Zeeuwse herders en koewachters 's
ochtends met kuddes schapen of groepjes koeien
de stallen om hun vee langs de dijken te laten
grazen. Op andere plaatsen werden de dijken 's
zomers gehooid en pas daarna beweid. Bemes
ting van de grasmat vond niet plaats. Integendeel,
de mest van de dieren die overdag op de dijken
graasden, werd vaak verzameld om op het akker
land te worden gebruikt. De schaarse vooroor
logse foto's van de Zeeuwse dijken bevestigen dit
beeld. De dijken waren kort afgegraasd en had
den een schraal uiterlijk.
Deze gebruiksvorm komen we op diverse
plaatsen in West-Europa tegen. De heischrale
graslanden op de zandgronden, de kalkgraslan-
den in Limburg, Duitsland en Frankrijk, de alpen
weiden in Midden-Europa, overal is het eenzelfde
patroon: eeuwenlang gebruik als grasland met
beweiden en hooien zonder dat er wordt bemest.
Als gevolg daarvan is een voedselarme bodem
ontstaan, waarop zich een zeer soortenrijke
schrale graslandvegetatie heeft ontwikkeld. Na
tuurlijk is de soortensamenstelling van deze vege
taties niet gelijk. Wat zij gemeenschappelijk heb
ben, is een grote bloemenpracht met zeer veel
verschillende plantensoorten, die allemaal zijn
aangepast aan het leven op een schrale, voedsel
arme bodem.
De oorsprong van de Zeeuwse dijkflora
Niet alleen in gebruik en ontstaan zijn er over
eenkomsten tussen de dijken en de halfnatuur-
lijke graslanden elders in Europa. Voor een deel
gaat het ook om dezelfde plantensoorten. Typi
sche dijkplanten als agrimonie, wilde marjolein
en kattedoorn zijn in Nederland beslist niet al
gemeen of zelfs zeldzaam en komen buiten
Zeeland alleen voor in het rivierengebied en in