104
ZEEUWSE BINNENDIJKS!-
0
Alb. 1: De verspreiding mvan enkele dijkplanten in Neder
land en in Midden-Zeeland: wollige distel (links boven),
donderwind (recht boven), ruige anjer (links onder) en
graslathyrus (rechts onder). Een blokje op de landelijke
kaart representeert een vak van 5x5 km. Op de kaart van
Zuid-Beveland 1 x 1 km. (Nasar: Van Haperen, A.M.M.,
1983. De vegetatie van Midden Zeeland. Rapport Provin
ciaal Plan. Dienst voor Zeeland.)
Zuid-Limburg. Elders, met name in Zuid- en Mid
den-Europa, zijn zij algemener. Dit typisch ver
spreidingspatroon heeft vooral te maken met de
eisen die deze planten aan hun omgeving stellen.
We vinden ze alleen in halfnatuurlijk graslanden
op droge, kalkrijke bodems, die in Nederland al
leen maar plaatselijk voorkomen.
De bodem van de Zeeuwse dijken bestaat uit
kalkrijke, vaak enigszins zandige klei en vooral
de zuidelijke taluds hebben vaak een droog en
warm microklimaat. De hier heersende milieuom
standigheden komen sterk overeen met die in de
heuvelachtige kalklandschappen van Zuidoost-
Engeland, Frankrijk, België en Duitsland. Het
zuidwestelijk zeekleigebied van Nederland heel
natuurlijk een totaal andere geologische geschie
denis en is veel jonger dan deze gebieden. Toch
zouden de Zeeuwse bloemdijken met enige fan
tasie beschouwd kunnen worden als de noord
westelijke uitlopers van de halfnatuurlijke gras
landen van meer zuidelijke klei- en leemstreken
Het blijft evenwel merkwaardig dat de Zeeuwse
bloemdijken zoveel verschillende en bijzonder,
plantensoorten herbergen. Zij zijn immers no;
maar enkele eeuwen oud. De oudste dijken vai.
Zeeland gaan terug tot de twaalfde eeuw en de
bloemdijkplanten hebben onze streken dus ii
een periode van circa 600 jaar moeten kolonise
ren. Nu weten we dat de natuurlijke kolonisatie
processen van planten over het algemeen bijzon
der langzaam verlopen. Dat is ook de reder
waarom bij voorbeeld de bossen en de wateren
en moerassen in Zeeland in vergelijking met die
elders in Nederland en West-Europa vrij soorten-
arm zijn.
De grote rijkdom van de dijken aan bijzondere
planten vindt - naast de specifieke milieuomstan
digheden - waarschijnlijk ook zijn oorzaak in
menselijke invloed en de historische banden van
Zeeland met klei- en leemstreken in België,
Frankrijk en Duitsland. Voor een deel zijn de
Zeeuwse eilanden zelfs vanuit deze streken ont
gonnen. Het is zeer wel denkbaar dat de han
delscontacten en de uitwisseling van produkten
en goederen hebben bijgedragen aan de versprei
ding van graslandplanten uit streken als Lotharin
gen, Picardië en Bourgondië naar Zeeland. Daar
bij moet met name gedacht worden aan de
uitwisseling van zaaizaad en vooral ook schapen.
Het is immers een bekend gegeven dat de vacht
van schapen een belangrijk middel is voor de za
den van veel bloemdijkplanten om zich te ver
spreiden.
Dierenwereld
Ook de dierenwereld van de Zeeuwse dijken
herbergt diverse bijzonderheden. Zo komt op di
verse plaatsen de levendbarende hagedis voor.
En een aantal Zeeuwsvlaamse dijken vormt het
leefgebied van de veldspitsmuis. Deze diersoort
vinden we elders in Nederland alleen nog maar
op enkele plaatsen in Overijssel. Voor de gemid
delde wandelaar zullen vogels als patrijs, rood-
borsttapuit en boompieper evenwel meer opval
len. Voor Zeeuwse begrippen zijn de dijken ook
rijk aan vlinders. We zien er onder andere ata
lanta, kleine vos, gehakkelde aurelia en diverse
zandoogjes. Een vergelijking met de vlinderfauna
van de halfnatuurlijke graslanden op kalkhou-
dende bodem elders in Europa kunnen de dijken
echter niet doorstaan. Daar komen veel meel
soorten en ook veel hogere dichtheden voor.