WALCHERSE BOEREN IN DE NOORDOOSTPOLDER Afb. 1: Rijdende hoefsmederij op het bedrijf van M.J. van "l Westeinde, afkomstig uit 's-Heer Arendskerke. Juni 1959. het welslagen van de inrichting van de Noord oostpolder als modern landbouwgebied. Slechts boeren met een goede opleiding en een ruime ervaring zouden tot de polder toegelaten mogen worden. Zij dienden bovendien hun vak op 'mo derne' wijze uit te oefenen, wat tot uiting moest komen in de inrichting van hun bedrijf en de be drijfsvoering. Ook dienden zij via de landbouw- voorlichtingsdienst kennis te nemen van de mo dernste inzichten en werden zij geacht hun benodigdheden en produkten via coöperaties op de meest economische wijze in te kopen en af te zetten. Van de grote boeren (die bedrijven van 36 of 48 hectare kregen toegewezen) werd verwacht dat zij een leidinggevende rol zouden spelen in landbouworganisaties en dorpsgemeenschappen. Ondanks de grote waarde die de Directie aan een vrije selectie van pachters hechtte, zou tussen 1947 en 1962 (het jaar waarin de kolonisatie werd afgerond en de Noordoostpolder een 'nor male' gemeente werd) slechts één op de vijf be drijven in de Noordoostpolder toegewezen wor den aan boeren die uitsluitend op hun bijzondere kwaliteiten waren uitgezocht. Onder hen bevon den zich twintig Zeeuwen. Bij de toewijzing van niet minder dan 80% van de bedrijven in de Noordoostpolder moest de Directie in mindere of meerdere mate concessies doen ten aanzien van de kwaliteiten van de gegadigden. Het merendeel van deze bedrijven ging naar de eerdergenoemde boerenzoons die uit het hele land naar de polder waren getrokken om daar het bedrijf te verwer ven waarop zij op het oude land geen kans hadden gehad. Zij kregen vanwege hun inspan ningen in de polder een zekere voorkeursbehan deling. Omdat zij in grote getale meedongen naar een beperkt aantal beschikbare bedrijven, was de Directie toch in de gelegenheid om de meest ge schikte boerenzoons en landarbeiders te selecte ren. Velen kregen geen bedrijf toegewezen en keerden de Noordoostpolder teleurgesteld de rug toe of probeerden er op andere wijze in hun be staan te voorzien. Verder telde de Noordoostpolder in 1962, toen de 'kolonisatie' van het gebied voltooid was, een groot aantal boeren die afkomstig waren uit ver spreid over Nederland gelegen gebieden waar landbouwbedrijven vergroot en gemoderniseerd waren. Deze modernisering vond plaats door een aantal bedrijven te verplaatsen of op te heffen en de landbouwgrond via ruilverkaveling of herver kaveling onder de overgebleven boeren opnieuw te verdelen. Onder de 'herverkavelingsboeren' die naar de Noordoostpolder werden overgeplaatst, vielen in feite ook de eerdergenoemde Zeeuwse slachtoffers van inundatie en watersnood.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1995 | | pagina 11