132
WALCHERSE BOEREN IN IDF. NOORDOOSTPOLIDER
Afb. 5: Op pollen slaan, 18 mei 1957.
overgeplaatste boeren kan gezegd worden dat hij
mislukt is in de Noordoostpolder. Nu hadden zij
de tijd ook mee: de jaren vijftig brachten de boe
ren in Nederland ongekende voorspoed. Kenne
lijk waren alle Walcherse boeren die naar de
Noordoostpolder zijn overgeplaatst, ervaren en
verstandig genoeg om van de gunstige omstan
digheden te profiteren.
Walcherse boeren in de polder
De gemiddelde Walcherse boer in de Noordoost
polder week nogal af van zijn gemiddelde niet-
Walcherse collega. Hij was een stuk ouder dan de
gemiddelde polderbewoner, soms was hij bij zijn
komst naar de polder de zestig al gepasseerd. Hij
kwam van een klein en versnipperd bedrijf, met
akkerbouw en enkele koeien. Hij had geen land-
bouwopleiding genoten. Wel was hij een ervaren
boer, zij het dat zijn methoden verouderd aande
den. Hij had geld en hoefde dat niet te lenen
voor de inrichting van zijn nieuwe bedrijf. Zijn
buren kwamen ook van Walcheren en samen met
hen had hij nog geruime tijd een abonnement op
een Zeeuwse krant. Hij was orthodox-protestant
en behoorde tot de Gereformeerde Kerken (syno
daal) of de rechtzinnige vleugel van de Neder
landse Hervormde Kerk. Hij sprak met een sterk
Walchers accent, en zijn kinderen, vaak al school
gaand, waren ook jaren later nog herkenbaar aan
hun tongval. Zijn vrouw had aanvankelijk veel
moeite met de overplaatsing. Ze had heimwee en
ging als het even kon op familiebezoek op Wal
cheren, dat bijna een dag reizen ver lag. Vaak
droeg zij de klederdracht, soms had ze die afge
legd bij haar komst naar de polder. Onze Wal
cherse boer was lid van de protestantse standsor
ganisatie CBTB, maar bekleedde daarin geen
functie. Wel was hij actief ten behoeve van de
plaatselijke kerk of de plaatselijke christelijke
school".
In de plaatselijke gemeenschappen namen de
Walcherse boeren en hun gezinsleden (vooral
hun volwassen zoons) in enkele dorpen in de
Noordoostpolder een opvallende positie in. In de
loop van de jaren vijftig bekleedden zij in toene
mende mate bestuursfuncties in organisaties met
een duidelijke protestants-christelijke signatuur.
Allereerst gold dat voor de Gereformeerde Ker
ken en de Nederlandse Hervormde wijkge-
meente, maar ook in het bestuur van de plaat
selijke School met de Bijbel, de christelijke
vrouwenverenigingen en de christelijke jongeren
verenigingen waren Walcherse boeren en hun ge
zinsleden terug te vinden. Aan activiteiten op de
gebieden politiek, sport en cultuur lieten ze zich
daarentegen nauwelijks iets gelegen liggen. Wal
cherse boeren stelden zich tevreden met het her
scheppen van vertrouwde elementen uit hun tra
ditionele cultuur, het creëren van een levenssfeer
zoals die op Walcheren bestond en die sterk op
kerk en levensbeschouwelijke organisaties ge
oriënteerd was.
De Walcherse boer kon zich met zijn gezin sne!
thuisvoelen in de polder, omdat hij er de ruimte
had om zijn leefwereld naar eigen tradities en ge
bruiken vorm te geven. Met name in het dorp
Ens, waaromheen zich in 1949 meer dan twintig-
synodaal gereformeerde en orthodox-hervormde
Walcherse gezinnen vestigden, was sprake van
een krachtige Walcherse inbreng in de gerefor
meerde gemeenschap. Maar ook elders waren
Walcherse boeren prominent vertegenwoordigd
in en om de kerk.
Wellicht konden in de Noordoostpolder ele
menten uit de Walcherse plattelandscultuur langer
behouden blijven dan op Walcheren zelf, juist
omdat zij in de polder niet vanzelfsprekend aan
wezig waren. Het dragen van klederdracht is
door enkele boerinnen in de Noordoostpolder
nog tientallen jaren volgehouden. Anderzijds be
tekende de noodzaak om zich aan te passen aan
het polderleven een voortdurende bedreiging
voor de traditionele levenswijze. Zo werd het be
reiden van traditionele streekgerechten bemoei
lijkt door het ontbreken van de juiste ingrediën
ten en moesten stof en sieraden ten behoeve van
de dracht uit Zeeland gehaald worden. In de
communicatie met niet-Zeeuwse buren verdwe
nen in de jaren vijftig veel typisch Zeeuwse land
bouwtermen. Eén Zeeuws gebruik kwam door de
inbreng van Walcherse boerenzoons in de jaren
vijftig tot bloei in de Noordoostpolder. Vanaf 1950
organiseerden zij ringrijderijen, eerst in het dorp
Marknesse en spoedig ook in het poldercentrum