WALCHERSE BOEREN IN DE NOORDOOSTPOLDER 133 Emmeloord. Daar kon worden gepronkt met de grote trots van veel Walcherse boeren: hun zware koudbloedpaarden. Maar ook de belangstelling voor dit volksvermaak verflauwde na de jaren vijftig, mede door de snelle mechanisering van de landbouw, waardoor het paard vervangen werd door de trekker. De komst van Walcherse hoeren geëvalueerd Op het eerste gezicht was de Walcherse boer een vreemde eend in de bijt. Hij paste nauwelijks in het selectie-profiel. Zijn maatschappelijke activi teiten speelden zich goeddeels af in zijn eigen buurt en in het dichtstbijgelegen dorp. Voeg hier bij zijn afwijkende spraak en de opvallende kle ding van zijn vrouw, en algauw ontstaat het beeld van een aparte, slecht geïntegreerde groep in de polder. En veel niet-Zeeuwse polderbewo ners beschouwden de Walcherse boeren aanvan kelijk ook als zodanig. De bijzondere plaats die de Walcherse boeren innamen in de poldergemeenschap kan ook posi tief geïnterpreteerd worden. Er was niet zozeer sprake van een gebrek aan integratie, alswel van een andere vorm van aanpassing aan het polder leven. Walcherse boeren wisten zich goed te handhaven. Ook zij boerden heel behoorlijk in de polder. Ook zij bleven veelal in de polder wo nen nadat zij hun bedrijf hadden overgedragen, en zij voelden zich er na verloop van tijd dus wel degelijk thuis. Juist door vast te houden aan de elementen van hun traditionele Walcherse cultuur en door zich in te zetten op levensbeschouwelijk terrein, slaagden de Walcherse boeren erin een levenssfeer te creëren die hun aanpassing aan het polderleven zeer heeft vergemakkelijkt. Het aanpassingsvermogen van de Walcherse boeren is in de jaren vijftig onderzocht. Minister Mansholt wenste de landbouwgrond van het in 1957 drooggevallen Oostelijk Flevoland te gebrui ken voor de oplossing van knelpunten in de landbouw. De vraag was, of boeren die vrij on verhoeds uit hun vertrouwde omgeving werden weggehaald wel zouden kunnen aarden in het nieuwe land. Het antwoord kwam van een com missie waarin onder andere Sikke Smeding, die in 1954 afscheid had genomen als Directeur en landdrost van de Noordoostpolder, zitting had. Zelfs hij, de voorvechter van de Noordoostpolder als model-landbouwgebied en verdediger door dik en dun van een strenge selectie van boeren, moest toegeven dat de inpassing van Walcherse boeren in het polderleven zonder problemen was verlopen. Hiermee was de weg vrijgemaakt voor een krachtige voortzetting van het landbouwbeleid, gericht op sanering en ruilverkaveling met in- Afb. 6: Erwten maaien. I de Wolf, 1 augustus 1958. schakeling van de nieuwe IJsselmeerpolders. Veel boeren op het oude land konden hun bedrijf al dus rendabeler maken. Veel anderen vonden een nieuw bestaan in Oostelijk en Zuidelijk Flevo land. Traditie hoeft vernieuwing dus niet in de weg te staan. Het vasthouden aan bepaalde tradi ties maakte het de Walcherse boeren mogelijk zich in het moderne en rationele polderleven in te passen. Hun succesverhaal betekende een krachtige ondersteuning voor de verdere moder nisering van de Nederlandse landbouw. Noten 1. Dit artikel is gebaseerd op materiaal bijeengebracht voor mijn publikatie Zeeuwse pachters in de Noordoostpol der. Selectie en bijdrage aan de sociale ophouw 1945-1962. Publikaties van het Sociaal Historisch Centrum voor Flevo land 62. Lelystad 1995. 2. Rijksarchief in Flevoland te Lelystad, Archief Directie Wieringermeer CNoordoostpolderwerken), inv.-nr. 1666, notitie Sj. Groenman, 'De plaatsing van de Walcherse boe ren in de Noordoostpolder', 17 augustus 1948. 3. Rijksarchief in Zeeland te Middelburg, Archief Herver kavelingscommissie Walcheren, inv.-nr. 2, notulen vergade ring van 15 december 1949. 4. Ibidem, Directie aan Herverkavelingscommissie, 24 mei 1948. 5. In de jaren vijftig is in de Noordoostpolder op grote schaal aan de hand van enquêtes wetenschappelijk onder zoek verricht naar verschijnselen als gemeenschapsvor ming en taairesistentie. Van een aantal van deze onderzoe ken zijn de enquêteformulieren bewaard gebleven in het archief van het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland te Lelystad. Voor mijn onderzoek naar de komst van Zeeuwse boeren naar de Noordoostpolder heb ik op ruime schaal gebruik gemaakt van deze gegevens.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1995 | | pagina 15