150 f I in'ZELVE ANDERS Afb. 3: De voorgevel, voor 1732 gemoderni seerd. Tekening gewas sen in Oostindische inkt door Cornelis Pronk, z.j. (1743?). (RAZ Zei. 111. II 847a) toevallen veroorzaakt door steen in de blaas en graveel' leed en 'niet sonder veel ongemak de beweging van een koets of ander rijtuig kon ver dragen', waren de Middelburgse predikanten des zomers bereid naar Rijnsburg te komen om daar een godsdienstoefening te leiden - een zeer grote eer. In zijn testament bepaalde Wilhelm dat de buitenplaats in zijn geheel voor 3400 vlms 20400) aan zijn tweede zoon Wilhelm (II) (1723-1802) kwam, omdat zijn oudste zoon Cor nelis reeds een woonhuis in eigendom had". Waarschijnlijk omdat Wilhelm (II) inmiddels in 1753 het huis 'De Schaepskoye' te Middelburg had gekocht, ging bij Wilhelms (I) overlijden in 1758 Rijnsburg over naar Cornelis, die het op 4 juni 1761 overdroeg aan Wilhelm (II). Na een studie rechten te Leiden vestigde Wil helm (II) zich te Middelburg. Hij vervulde ver schillende functies in het stedelijke en provinciale bestuur. Zo was hij van 1764 tot 1767 represen tant van de Eerste Edele in de Staten van Zee land. Door zijn benoeming voor het leven als buitengewoon afgevaardigde naar de Staten-Ge- neraal (1783) was hij verplicht zich in Den Haag te vestigen, waar hij tot zijn dood bleef wonen. Het is onbekend of hij, nadat hij zich in Den Haag had gevestigd, veel op Rijnsburg kwam. Evenals zijn vader mocht hij er, 25 juni 1787, een prins van Oranje met zijn gevolg ontvangen, na melijk Willem V". Op 7 januari 1793 schonk hij Rijnsburg aan zijn zoon Wilhelm (III) (1751-1803), afgevaardigde voor Zeeland ter Staten-Generaal, die eveneens in Den Haag woonde. Zijn weduwe Geertruida Johanna Frémaux verkocht Rijnsburg op 31 de cember 1805 aan haar schoonzoon Jacobus Jo hannes de Bruijn, inspecteur der domeinen en gehuwd met Gerardina Petronella van Citters. In 1824 werd tegen De Bruijn, die permanent op Rijnsburg woonde, wegens een schuldvordering ten behoeve van Gillis Geschiere, landbouwer te Poppendamme, een procedure aanhangig ge maakt tot gerechtelijke verkoop van Rijnsburg. Hoewel de buitenplaats met de landen was inge zet voor 10.000, werd op 6 oktober 1825 Jacob Snouck Hurgonje voor 17000 de nieuwe eige naar1". Snouck Hurgonje was een zwager van De Bruijn, zijn ega Maria Catharina van Citters was een zus van De Bruijns vrouw. Een jaar later ging Rijnsburg, na bijna een eeuw in het bezit van de familie Van Citters te zijn geweest, over op Johan Guilielmus Hinlopen, lid van de Eerste Kamer en gehuwd met Suzanna Maria Schorer, dochter van de gouverneur van Zeeland, Jacob Hendrik Schorer. Het echtpaar woonde in het huis 'Ingelandt' aan de Dam te Middelburg en was zeer welgesteld. Volgens Van der Aa heeft Hinlopen de hofstede 'zeer ver fraaid, uitgebreid en er tevens een beduidende boerderij (Klein Rijnsburg) ingericht'. Hij stierf in 1856 kinderloos en liet de buitenplaats na aan de minderjarige kinderen van zijn zwager Johan Cor nelis Schorer van de Souburgen. Lang heeft Rijns burg toen niet meer bestaan: op 19 december 1866 werden het herenhuis voor 7500 en de koepel voor 40 voor afbraak verkocht. Architectuur De gravure in de Cronyk van Smallegange, de oudst bekende gedetailleerde weergave van Rijnsburg (ca. 1690), toont een vrijstaand, een- beukig huis onder een schilddak met puntige

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1995 | | pagina 36