FORTEN OOSTELIJK ZEEUWS-VLAANDEREN 19 gracht. Een ondiepe maar brede gracht werd een 'droge' gracht genoemd, een diepe maar wat smallere gracht werd een 'natte' gracht genoemd. Over de gracht lag een houten ophaalbrug, die hooguit 2,30 meter breed was, en om de gracht lag de hoge wal, die dikwijls hoger en veel steiler was dan de bestaande zeedijken. Op de wal be vonden zich de verschillende cotps de gardes en een borstwering met loopschans. In de hoge wal lag een blokpoort die direct op de valbrug aan sloot. Ten slotte stond aan de voet van de wal of elders de houten palissade, een schutting van dikke houten palen met scherpe punten erop. In deze grotere forten lagen vaak tussen de vijfen twintig en vijftig man, dan wel een compagnie. Voorbeelden van dergelijke versterkingen zijn on der meer de forten van St. Jan, St. Franchoys, St. Jozeph, St. Jacob, St. Livinus, St. Nicolaes en an dere forten in oostelijke richting. Al deze forten hadden een zee- en een landzijde. Aan de land zijde lag vaak een extra buitengracht met of zon der contrascharp dat van buiten glooiend opliep met achter het hoge gedeelte een zogeheten be dekte weg. Uiteraard liepen valbrug en blokpoort naar de landzijde. Forten met bolwerken. De grootste forten - St. Marcq, St. Anthonis en Moerspuije - hadden vier of vijf bolwerken. De bolwerken vormden uitste kende punten op de hoeken van de wal en wa ren prima geschikt voor een coips de gardes en de plaatsing van geschut. In het laatste geval wa ren aprillen voorzien tot op de wal en het bol werk. Indien een fort op de wal of in zijn bolwer ken geschut had, was het onderhoud van de affuiten - de rijdende onderstellen van de zware kanonsloop - van groot belang. In verschillende briefwisselingen wordt het geschut regelmatig kartouw genoemd. In de praktijk ging het echter om uiteenlopende typen: 6-ponds, 12-ponds, 24- ponds enzovoort. Deze geschutstypen droegen namen als goteling, culverijn, demi-canon, enzo voort. Het binnenterrein van forten met bolwer ken was vrij groot en bood voldoende ruimte voor gebouwen, waaronder burgerwoningen, schuren en kerkgebouwen (een voorbeeld is het fort Moerspuije). Op 14 november 1645 werd Moerspuije Staats, waarna het verder werd aange kleed door aanplanting van iepen en wilgen. De Kruisstraat (hoofdstraat) op het fort werd gepla veid en kreeg aan weerszijden goten om het re genwater af te voeren. Ook werden regenbakken aangelegd. Voor de soldaten en de burgerbevol king werd een schoolmeester-voorzanger aange steld. Verder was er een vroedvrouw voor de sol datenvrouwen. Rond 1659 waren er twee compagnies gelegerd. Verder was er een predi kant die aanvankelijk in een schuur predikte, maar sedert 1670 in een stenen kerkgebouw de dienst verzorgde. De forten St. Anthonis en St. Anna (Saeftinghe) deden kennelijk niet voor het fort Moerspuije on der, want ook hier stonden kerkgebouwen en zelfs molens op de forten. Hetzelfde geldt voor de Staatse forten Lillo en Liefkenshoek ten noor den van Antwerpen. Flet garnizoen De troepen die de forten bemanden, bestonden vrijwel geheel uit huursoldaten. Zij waren door hun overste aangemonsterd en uiteraard alleen geneigd zijn bevelen te volgen. Op geregelde tij den kregen de soldaten hun soldij. Dit gebeurde bij monstering op het fort. Op de dag van de monstering werd gecontroleerd of de compagnie (vijftig tot zestig man) nog voltallig was. De na men van de soldaten werden opgetekend en ver volgens ging de tresorier over tot uitbetaling van de soldij. Om de voltalligheid van hun compag nie te bereiken, bedachten de oversten soms ori ginele oplossingen. Het uitbetalen van de troepen die in Spaanse dienst waren, verliep vrij onregel matig. Dit leidde dan ook geregeld tot onlusten en muiterijen. Niet zelden kwam het dan ook tot plundering van het omringende gebied. Op de forten direct bezuiden Axel lagen vaak Zuidnederlanders, die behoorden tot de compag nie van Servaes van Steelandt of diens opvolger. Te Sas van Gent lagen vrijwel doorlopend enkele Spaanse compagnieën. De gouverneur van Sas van Gent was niet alleen belast met het bevel over de soldaten, maar hield ook toezicht op de scheepvaart via het Sas. Hierover onderhield hij een vrij intensieve briefwisseling met de Gentse magistraat. Verder ressorteerden onder zijn bevel alle omliggende Spaanse forten zoals St. Marcq, Creckeldijck, St. Anthonis, Philippine en IJzen- dijke. Te Philippine en IJzendijke lagen soldaten van uiteenlopende nationaliteiten, wier oversten con tact hielden met de gouverneur van Sas van Gent. Ook op Moerspuije, de forten rondom Wachtebeke, Moerbeke en omstreken waren sol daten van verschillende nationaliteiten gelegerd. Hetzelfde geldt voor de stad Hulst en omliggende forten. Behalve met de Gentse stadsmagistraat, onderhielden al deze 'Spaanse' troepen corres pondentie met de Staten van Vlaanderen, de bal juw van het Land van Waas en vooral met de Raad van State te Brussel en de landvoogd. In Axel, Terneuzen, het Mauritsfort en Biervliet lagen Staatse troepen, bestaande uit Zeeuwse, Friese, Hollandse, Duitse, Schotse of Engelse huurlingen. Voor zover we voor de periode tot 1609 hebben nagegaan, werden de Staatse garni zoenen vrij regelmatig gemonsterd. Tijdens de monstering werden de soldaten uitbetaald en veelal naar elders verscheept. In tegenstelling tot de Spaanse garnizoenen was aan Staatse zijde

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1996 | | pagina 21