KEES DE BACK
23
Afb. 2: Job en zijn vrien
den, z.j.. particulier be
zit.
meente werk aan het gemeentearchief leverden'.
In 1950 had hij met zes anderen een tentoonstel
ling in het Schielandshuis5. Het was de tijd van de
Beeldende-Kunstregeling. Kees de Back was één
van de eersten die daarvan gebruik maakten. Dit
had ingrijpende gevolgen voor zijn naïeve stijl:
zijn oorspronkelijk werk werd niet geaccepteerd
als contra-prestatie voor een uitkering, en hij
voelde zich gedwongen om 'moderner', abstrac
ter te gaan werken. Het resultaat was een collec
tie schilderijen die wel goedgekeurd werden,
maar waarin hij zijn eigen stijl verloren had.
De verhuizing naar Rhenen in de jaren vijftig,
naar een buitenhuis aan de rand van de stad, was
een soort bevrijding van het keurslijf dat de BKR
voor hem betekende. Kees de Back keerde terug
naar zijn eigen stijl en bovendien naar zijn
Zeeuwse afkomst. Op veel schilderijen plaatste
hij Bevelandse boeren en boerinnen, getooid met
grove boerenkoppen, kolenschoppen van han
den en korte, brede lijven. Deze figuren beelden
vaak bijbelse onderwerpen uit. Dit soort schilde
rijen bleek aan te slaan. Er kwamen succesvolle
tentoonstellingen in Hotel De Wereld in Wagenin
gen, in Rhenen, in Soest en zelfs in Rhoon bij
Rotterdam. De Back werd een markante figuur in
de kunstenaarswereld van Rhenen en omstreken.
Daaraan droeg zeker ook zijn verschijning bij: hij
had een baard als een aartsvader. Zijn toeganke
lijke symboliek en zijn onderwerpen, het gebruik
van ongemengde, harde kleuren en primitieve
vormen, en ook de latente erotiek in sommige
van zijn werken, dat sprak aan. Een visboer die
de tentoonstelling in Wageningen bezocht, zei te
gen hem: 'Kees, je bent een brutale schilder en je
bent niet bang'.
De woning van het echtpaar De Back was
groot genoeg om er kostgangers in op te nemen.
Aan de landbouwuniversiteit te Wageningen wa
ren steeds studenten die om woonruimte verle-