'S LANDS KAMER TE ZIF.R1KZEE Van den Broeck Anna Maria den Blaauwen huwde in 1726 met Hendricus van Alphen, en hun enige dochter erfde na het overlijden van haar moeder in 1760 het linker deel van het huidige huis. De nieuwe eigenaresse, Maria Adriana (1735-1807), was in 1756 met Jan Cornelis van den Broeck (1732- 1770) getrouwd. Deze kocht in 1761 het belen dende rechter pand en verenigde beide huizen door er een nieuw voorhuis met een hardstenen gevel voor te zetten. Vandaag zijn alleen aan de achterzijde de oorspronkelijke twee huizen te on derscheiden (afbeelding 4). We zijn slecht geïnformeerd over de ingrij pende verbouwing die in de jaren 1761-1763 plaats vond: de namen van architect en uitvoer ders zijn onbekend. Slechts twee contracten kwa men in verband met de verbouwing boven water: het ene gaat over de koop van het rechter huis, het andere regelt de rechten en plichten van Van den Broeck en zijn buurman ten aanzien van een gemeenschappelijke muur3. In de zeventiende en achttiende eeuw werden in Zierikzee veel gevels vervangen, vooral als zij van hout waren. Hoe kostbaar een dergelijke ver bouwing was, blijkt uit een testament van Antho- nie van Alphen, die in 1760 aan zijn neef 1000 pond Vlaams 6000 gulden) belooft indien deze het huis aan de noordzijde van de Oude Haven, Afb. 4: Havenpark 40, tuinzijde. Aflr, 5: 's Landskamer, Havenpark 40. dat hij zou erven, van een nieuwe stenen gevel voorziet. Een groot bedrag in verhouding tot de 150 gulden die het rechter huis bij openbare ver koping in 1761 opbracht. Mogelijk geeft de 'Staat en Inventaris' die na Van den Broecks dood werd opgemaakt een indruk van de kosten die hij voor de verbouwing maakte. In de jaren 1760-1765 verzilverde hij ca. 5000 gulden aan obligaties die hij in het huwelijk had ingebracht'. Jan Cornelis van den Broeck had in Leiden rechten gestudeerd. Hij had zitting in de raad van Zierikzee, was schepen, burgemeester, overdeken en weesmeester. Daarnaast bekleedde hij het ambt van landrechter van Schouwen. Hij lijkt een modern en vooruitstrevend man te zijn geweest. Dat blijkt niet alleen uit de voortvarendheid waarmee hij de verbouwing van zijn huis ter hand nam, maar ook uit het feit dat hij na zijn dood 'een Machine voor Electriciteit' naliet. De gegoede intellectuele burgerij van de achttiende eeuw volgde de ontwikkeling van de natuur kunde met belangstelling. Wij zien bij voorbeeld dat één van de eerste prijspenningen van het Zeeuwsch Genootschap (1771) werd toegekend aan een Amsterdamse arts 'wegens zijn bericht aangaande eenige proeven van het gebruik der electriciteit in de geneezing van lammigheid'3.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1996 | | pagina 5