ARCHEOLOGICA ZELANDICA
VERLICHTING IN DE ROMEINSE TIJD
71
iny Polderman
in de archeologische collectie van het Zeeuws Genootschap bevindt zich een aantal olielampen van ver
schillende herkomst. In deze bijdrage zal een drietal lampjes uit de Romeinse tijd belicht worden. Be-
balve deze lampjesheeft de Zeeuwse bodem nog andere, wat minder bekende verlichtingsobjecten prijs
gegeven.
let vuur, in eerste instantie bedoeld om zich aan
te warmen, er voedsel mee te bereiden of er
tilde dieren mee te verdrijven, bood als licht
bron de mogelijkheid om ook na zonsondergang
nog allerlei werkzaamheden te verrichten. Na
erloop van tijd werd gezocht naar andere hulp
middelen om een lichtbron te creëren. De kunst-
ïatige lichtbron die het dichtst bij het (hout)vuur
.stond, was de bak of korf, gevuld met houtspaan
ders, denneappels en dergelijke en eventueel met
olie overgoten. Homerus heeft dergelijke vuur-
bekkens beschreven. Daarnaast hebben sinds
mensenheugenis kienspanen, fakkels, toortsen en
flambouwen ter verlichting gediend. Kaarsen
verden voor het eerst door de Etrusken gebruikt;
de kunst van het kaarsenmaken is later door de
romeinen overgenomen en verspreid. Het ge-
ruik van olie en vet voor verlichting was echter
reeds duizenden jaren bekend.
Ontwikkeling van de olielamp
tl in de Oude Steentijd moet men schelpen (met
ven uitgestulpte rand) of eenvoudige ronde bak-
;es als lampje hebben gebruikt. Deze werden ge
lild met water en een laagje olie, waarop een pit
van licht materiaal werd geplaatst die bleef drij-
en. Hoewel dergelijke eenvoudige lampjes tien
duizenden jaren lang in gebruik zijn gebleven,
bleek het type toch voor verbetering vatbaar. De
oit dreef namelijk alle kanten op, doofde regel
matig, en bovendien kon de grootte van de vlam
niet worden beheerst. Rond 2000 voor Chr. ont
stond dan ook een ander type lamp: men voor
zag het reservoir van een uitstulping aan de rand,
waarin de pit enigszins vast kwam te zitten.
Nog later, in de zevende eeuw voor Chr., werd
voor het eerst in Griekenland) de tuit van de
dielamp gesloten, op een doorlaatopening voor
de pit na. Ook het reservoir, met uitzondering
van een vulopening, werd in de loop van de tijd
gesloten. Daardoor werd er minder gemorst en
droogde de olie minder snel op. Het lamptype
dat hierdoor ontstond, werd algemeen gangbaar
en onderging eeuwen lang weinig verandering.
Soms werd er nog een handvatje of een voetstuk
aangebracht, maar dat was voor het gebruik niet
Ails. 1: Firmalampje (collectie Zeeuws Genootschap). Ver
moedelijke herkomst: Nijmegen. Datering: 75-200 na Chr.
Foto: Rijksdienst voor het Oudheidkundig Onderzoek.