BOERELEUNTJE
41
doopt. Haar man, Jan Hubregse de Jonge, was
eveneens van boerenafkomst. Hij werd op 29 juli
1779 'onder Oudelande' gedoopt. Samen hebben
zij het café op de Grote Markt uitgebaat, maar Jan
de Jonge overleed al in 1827. Leuntje zette de
zaak toen alleen voort tot haar dood in 1862. Na
haar overlijden nam Johannes Petrus de Witte de
zaak over; hij was de weduwnaar van haar doch
ter Sara de Jonge, die al in 1861 was overleden.
Nog in 1862 hertrouwde hij met Constantia Ver
beek. De naam van Boereleuntje, die het café 35
jaar lang in haar eentje had geëxploiteerd, bleef
echter aan de zaak verbonden. Nog veertig jaar
na haar dood kende iedereen in Goes Boereleun
tje.
Zo doet zich het merkwaardige geval voor, dat
door de toevallige vondst van een schilderij met
een Zuid-Bevelands motief in een Duits museum
de bijnaam van een Goesse herbergierster, die al
134 jaar geleden is overleden, via mondelinge
overlevering aan de vergetelheid kon worden
ontrukt, en dat we ook nog iets te weten zijn ge
komen over boeren vermaak rond 1900.
Bronnen
De archivalische gegevens zijn ontleend aan het kadaster,
de burgerlijke stand en het bevolkingsregister van Goes,
alsook aan het doopboek van de landspastoor. Ik dank de
heer J. de Jonge te Borssele voor zijn hulp bij mijn naspeu
ringen en Tiny Polderman te Veere voor haar adviezen.
Gedrukte bronnen
Bénézit, E. Dictionnaire critique et documentaire des
peintres, dessinateurs et graveurs. Nouvelle edition. Tömes
4 et 9- Paris 1976.
Coster, Ch. de. Zeeland door de bril van 1873(Oorspron
kelijke titel: La Zélande.) Amsterdam 1965.
Dreu, A.A. de. Kent U ze nog de Goesenaren. Deel 2.
Zaltbommel 1978.
Un cercle dam is. Belgische kunstenaars getuigen van hun
tijd. Brussel 1975 (Monografieën over moderne kunst).
Heise, K.A. e.a. Bilder aus der neuen und alten Well. Die
Sammlung des Diamanthdndlers Ludwig Nissen. Kloster
Cismar 1993-
IToogerhuis, O.W. (red.). Kadastrale Atlas van Zeeland. Se
rie Zuid-Beveland, deel 1: Goes-Kloetinge. Middelburg
1987.
Warren, H. 'Zuid-Bevelandse meisjes in Parijs'. Zeeuws
Tijdschrift 7 (1957) 108-113.