VERNIEUWING VAN HET LAGER ONDERWIJS IN ZEELAND IN DE
EERSTE HELFT VAN DE NEGENTIENDE EEUW
42
Tine Visser
Onderwijsvernieuwing is een gecompliceerd en veel tijd, zorg en inspanning vergend proces, dat veelal
zijn oorsprong vindt in veranderde opvattingen over opvoeding en onderwijs. De bestaande organisatie
van het schoolsysteem voldoet niet langer, cle gehanteerde onderwijsmethoden zijn verouderd, cle resul
taten onbevredigend. Voor cle betrokkenen is het een proces van vallen en opstaan, van teleurstellingen
en succes. De vernieuwing die zich in ons land na cle Tweede Wereldoorlog manifesteerdeheeft zich in
een grote publieke belangstelling mogen verheugen. Wie heeft er- direct of indirect- niet mee te maken
gehad? Onderwijshervorming is evenwel geen nieuw fenomeen. De eerste grootscheepse poging tot ver
nieuwing van het Nederlandse schoolwezen begon in het begin van cle negentiende eeuw. Hoewel er
scholen genoeg waren, was er van een systematisch geordend schoolstelsel geen sprake. De verschillende
onderwijsinstellingen - matressenscholen, Nederduitse, Franse, Latijnse en hogere scholen - stonden op
zichzelf ofwel overlapten elkaar. Een algemeen geldende reglementering bestond niet; iedere provincie
of elke stad had haar eigen voorschriften.
Prijsvraag
Het peil van het'lager onderwijs was laag. Dat dit
de meer ontwikkelde en 'verlichte' Nederlanders
zorgen baarde, blijkt uit de vraag die het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen in
1778 stelde: 'Welke verbeteringe hebben de ge-
meene, of openbaare, vooral cle Nederduitsche
Schooien, ter meerdere beschaving® onzer Natie,
noch wel noodig? hoe zou die, op de voordeelig-
ste wijze konnen ingevoerd, en, op een' besten
digen voet, onderhouden worden?".
Op deze vraag, die als prijsvraag is bedoeld,
komen zeven antwoorden binnen, waarvan er
twee worden bekroond. Hoewel de 'bij uitstek
schoone" verhandeling van H.J. Krom, hoogleraar
theologie en predikant te Middelburg, als de
beste wordt beoordeeld, kan de auteur de gou
den ereprijs niet worden uitgereikt, omdat hij lid
is van het Genootschap. Die gaat nu naar K. van
der Palm, kostschoolhouder te Delfshaven. De
zilveren medaille is voor C. van Voorst, predikant
te Sint-Anna ter Muiden. De schets die de drie in
zenders van het bestaande lager onderwijs geven,
is verre van rooskleurig. Verbeteringen zijn niet
alleen gewenst, maar hard nodig. Krom zegt het
aldus: 'De inrichting van ons schoolwezen is
alomme niet zoodanig als men in eene eeuw,
waarin de gelegenheid tot het bekomen en ver
meerderen van kundigheden zich zoo overvloe
dig voordoet, wel zoude wenschen". De in be
dompte en benauwde ruimten op elkaar gepakte
kinderen krijgen les van mannen die in vele ge
vallen beter geschikt zijn om op het land te wer
ken dan om schoolmeester te zijn. Doordat de
onderwijzer zijn leerlingen één voor één bij zich
roept om ze te overhoren, te corrigeren of van
een nieuwe opdracht te voorzien, komen ze maar
één keer per dag of soms helemaal niet aan de
beurt. Het is geen wonder dat de kinderen zich
vervelen en gaan praten, spelen en ruzie maken.
Om zijn woelige troepje in bedwang te houden
schuwt de meester hardhandige maatregelen niet.
Krom schrijft in dit verband over 'eene grillige ge
strengheid van zulke Meesters welke de kinders
voor hen steeds benaauwd maakt; en bijna zoo
bang voor 't schoolgaan als voor den dood doet
worden".
Van der Palm is het een doorn in het oog dat
in de scholen voornamelijk boeken worden ge
bruikt 'die een gedeelte der Heilige Schrift behel
zen". De leerlingen begrijpen de teksten niet; van
de vorming van hart en verstand, waarom hei
volgens hem op school zou moeten gaan, komt
niets terecht.
Het schoolverzuim is groot. Op het platteland
worden de kinderen in de zomermaanden thuis
gehouden om te helpen met zaaien, wieden en
oogsten of om op de kleinere broertjes en zusjes
te passen als de ouders de hele dag weg zijn.
Eind maart of begin april sluit de meester zijn
school, om die niet vóór november weer te ope
nen. In de tussentijd verdient hij zijn kostje zelf
ook op het land. 's Winters is de afstand van huis
naar school en terug vaak bezwaarlijk. Krom:
'Hoe is het te vergen dat ouders hunne tedere
wigten van vijf, zes, zeven a acht jaaren. door re
gen, hagel, sneeuw, stormwinden, langs morsige
of zwaar besneeuwde wegen, een half uur, drie
quartier uurs, ja sommige bijna een uur verre ter
School zenden?'".
De door de drie inzenders voorgestelde verbe
teringen komen sterk overeen. We vatten ze kort
samen: onderwijs aan allen, ruime, luchtige
schoolgebouwen, klassikaal onderwijs, leerboe
ken die voor kinderen geschikt zijn, een clege-