KOHLBRUGGE EN ZOUTELANDE 95
Art. 55. Om op predikanten die buiten's lands als
zoodanig bij een erkend Hervormd Kerkgenoot
schap zijn werkzaam geweest, de beroeping uit
te brengen, is de Kerkeraad verplicht ingeval zij
niet volgens het reglement op het examen als
candidaten tot de Heiligen Dienst hier te lande
zijn toegelaten, hen ter goedkeuring aan het Pro
vinciaal Kerkbestuur van het ressort voor te dra-
gen.
Indien de beroepen predikant geen Nederlander
is, vraagt hij. vóór het aanvaarden zijner bedie
ning, de toestemming des Konings.
Bij de overweging van deze voordracht gaat het
Provinciaal Kerkbestuur, na vooraf de considera-
tiën van het Classicaal Bestuur gehoord te heb
ben, te rade niet alleen met de wenschen van bij
zondere gemeenten, maar ook en bovenal met
het algemeen belang der Nederlandsche Her
vormde Kerk. Bovendien geeft het geen goed
keuring, vóór dat het ten volle verzekerd is, dat
de bedoelde predikant werkelijk bij een erkend
Hervormd kerkgenootschap de Evangelie-bedie
ning heeft bekleed, alsmede dat hij, ten aanzien
van leeftijd en dienst tijd beide, in termen is van
artt. 52 en 54.
Eindelijk handelt het Provinciaal Kerkbestuur
naar de bepalingen van art. 12 van het reglement
op het examen en voldoet de beroepene, bij gun-
stigen uitslag van het daar omschreven collo
quium, aan de voorschriften van artt. 17 en 27
van hetzelfde reglement.
Uit het bovenstaande blijkt, dat wanneer een ge
meente een beroep op een predikant in het bui
tenland wenste uit te brengen, men verplicht was
deze persoon vooraf voor te dragen aan het Pro
vinciaal Kerkbestuur. Genoemd bestuur diende in
overleg met de Classis na te gaan of goedkeuring
in het belang der gemeente en van de landelijke
kerk was, maar ook moest het nagaan of de be
treffende persoon bij een erkend Hervormd kerk
genootschap de Evangeliebediening had bekleed.
Dat laatste vormde het cruciale punt. Verder
blijkt, dat wanneer een beroepen predikant het
op hem uitgebracht beroep wenste te aanvaar
den, doch de Nederlandse nationaliteit niet bezat,
hij zelf toestemming aan de koning diende te vra
gen. In artikel 66 van het Reglement op de vaca
turen was vervolgens bepaald, dat bij het verzoek
aan het Classikaal bestuur om kerkelijke goed
keuring van een beroep (de approbatie) een be
wijs moest worden gevoegd dat voldaan was aan
artikel 57.
Omdat door de wijziging van laatstgenoemd
artikel de toestemming van de koning niet meer
vooraf nodig was, leek het op het eerste gezicht
dat de procedure om een beroep uit brengen
eenvoudiger was geworden, met name als men
ervan uitging, dat pas bij de eventuele aanvaar
ding van het beroep de benodigde toestemming
Afb. 3: Portret van dr. H.F. Kohlbrugge in zijn laatste le
vensjaren.
verkregen moest worden, hetzij van de koning,
hetzij van cle Provinciale Kerkvergadering. Ver
moedelijk heeft men zo ook te Zoutelande ge
dacht. Niet gehinderd door grote kennis be
treffende het beroepingswerk, meende men
voortvarend te werk te kunnen gaan. Dit ge
beurde dan ook, want op 29 mei komt de kerke
raad weer bijeen en wordt de beroepingsbrief,
die geheel conform het voorgeschreven model
was opgesteld, door consulent en kerkeraad on
dertekend. Naast de naam van ds. J.G. Ormel
staan de handtekeningen van de ouderlingen: P.
Louwerse, J. Wijkhuijs, A. Olijslager, A. Jobse; en
de diakenen: L. Cijvat, S. Adriaaanse, P. Geldof en
J. Paulusse. Aan de beroepingsbrief werd een bij
lage toegevoegd waarop aangegeven was dat het
landstractement 831 bedroeg, met daarbij een
gemeentetoelage van 16, benevens vrije wo
ning en tuin.In de brief wordt Kohlbrugge ver
zocht ten spoedigste over te komen naar Zoute
lande.