102 HET LOODSWEZEN Afb. 2: De voyager i, een zeer snelle tender. ring van het loodswezen was de wens om de loodsdiensten van het Rijk en van de gemeente Rotterdam samen te voegen. De Algemene Re kenkamer bepleitte dit reeds in het begin van de jaren zeventig, hetgeen toen leidde tot een initia tiefwetsvoorstel van het Tweede-Kamerlid Van Rossum (SGP) om de wettelijk geregelde gemeen telijke bevoegdheid om zelf in een havenloods- dienst te voorzien op te heffen. Na afloop van de werkzaamheden van de na het initiatief-wetsont werp van Van Rossum ingestelde staatscommissie bleef de gemeente Rotterdam zich verzetten te gen integratie onder rijksvlag. De staatscommissie had geadviseerd, in ieder geval een operationele samenwerking integratie tussen beide loods diensten te bewerkstelligen. Het vaststellen van de besprekingen over de instelling van dit advies vond plaats toen het eerste kabinet-Lubbers net was aangetreden. Het voornaamste argument voor de bepleite samensmelting was dat minister Smit-Kroes de dienstverlening van de loodsdienst wilde verbeteren: de ambtelijke organisatie bleek zich slecht te lenen voor de organisatie van een real-time bedrijf zoals de loodsdienst, die boven dien soepel moet kunnen anticiperen op het sterk wisselende scheepvaartaanbod. De samen- val van deze aspecten deed het kabinet besluiten privatisering te onderzoeken, wat ook paste in het regeerakkoord. Daarbij speelde ook het feit dat hel loodsen van zeeschepen in de meeste landen door particulieren wordt uitgevoerd een rol. Bovendien, zo werd verder overwogen, zou een geprivatiseerde dienst goed aansluiten bij de wijze waarop de loods zijn functie moet kunnen uitoefenen. In juli 1983 werd de Minister van Verkeer en Waterstaat gemachtigd om overleg te voeren over het beleidsvoornemen van de regering om de loodsdienst te privatiseren en de rijks- en ge meentelijke loodsdiensten in de Rijnmond te inte greren. Als voorbereiding op de verzelfstandiging verenigden de rijksloodsen en de havenloodsen zich in 1984 in de Federatie Verenigde Neder landse Loodsengilde (FVNL). De minister stelde in december 1984 de Coördinerende Raad in, welke drie leden telde: een adviseur-coördinator (die de Minister diende te adviseren), te weten de heer R.F. van Heusden, de directeur-generaal Scheep vaart en Maritieme Zaken, clr. J. van Tiel, en de directeur van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rot terdam, ir. H. Molenaar. Een vijftal werkgroepen werd gevormd, waarin ook de loodsen zitting na men. De belangrijkste werkgroepen waren de ju ridische werkgroep en de financiële werkgroep. De kernpunten van het overleg tussen de lood sen en de Coördinerende Raad waren: de zoge naamde loodsplicht (de in de Scheepvaartver keerswet neergelegde plicht om van de diensten van een loods gebruik te maken); de relatie tus sen de loodsdienst en de verkeersdienst, in het bijzonder het exclusieve adviesrecht van de loods, ook bij advisering vanaf de wal door mid del van de radarketens (Loodsen op Afstand); het nieuwe Scheldereglement, waarin de loodsplicht en de verdeling van de geloodste scheepvaart tussen België en Nederland werd geregeld voor wat betreft de zogenaamde Sch.eldevaard.ers (schepen die over de Schelde naar een Belgische haven varen); het mee verzelfstandigen van en de zeggenschap over de ondersteunende organi satie, zoals bemanning van loodsboten, bestel diensten en kantoormedewerkers; de door de loodsen te betalen som voor de overname van het materieel (loodsboten, tenders en gebou-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1996 | | pagina 28