HET LOODSWEZEN 105 houden met kosten welke de overheid niet aan de loodsdienst toerekende, zoals verzekerings-, financierings- en huisvestingskosten, en kosten van kades, medische zorg enzovoort. De externe onderzoekers en de CVL kwamen tot de conclusie dat de Rekenkamer zich ten minste 41 miljoen gulden had vergist! De CVL heeft onder meer op gemerkt dat de conclusie van de Algemene Re kenkamer, dat de verzelfstandiging meer heeft gekost, onjuist is, omdat twee verschillende grootheden met elkaar zijn vergeleken. Een bedrag van 13 miljoen gulden bleek niet te herleiden, omdat toen en nu nog steeds - niet uit de overheidsadministratie kon worden afge leid wat het loodswezen binnenambtelijk nu pre cies had gekost. Dezelfde Rekenkamer gaf in haar rapporten wel jaarlijks blijk van de gebrek kigheid van de overheidsadministratie. Los van het feit dat de Rekenkamer appels met peren trachtte te vergelijken, was zijn onderzoek slecht voor de beeldvorming over de verzelfstandiging van het loodswezen. Voorts mag niet onvermeld blijven dat de over heid op grond van de hiervoor geschetste 'en gere' budgettaire beoordeling meende circa 40 miljoen gulden over te houden op de kosten van de loodsdiensten. Budgettair leek dit juist, doch bedrijfseconomisch gesproken is dit niet juist. Het surplus werd op enig moment toegeschreven aan de voorheen niet berekende kosten van de walra dardiensten en leidde tot de stelling, dat dit be drag na de verzelfstandiging uit het loodsgeld aan de overheid ten goede moest komen; het werd alvast als inkomsten in de (meerjaren)-begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op genomen. De overheid hield vóór 1988 blijkbaar geld over aan het loodsen en wilde dit na de ver zelfstandiging blijven incasseren, ten einde ook de walradardiensten uit het loodsgeld te bekosti gen. Het surplus van de begrote 40 miljoen gul den werd niet gehaald, maar is van circa 10 mil joen gulden in 1990 opgelopen tot bijna 25 miljoen gulden in 1994. Door de geschetste ont wikkelingen bleef niet het beoogde bedrag over. De Commissie Verzelfstandiging Loodsdienst heeft dan ook geadviseerd, de kosten van de walradardiensten en hun verkeersinformatie aan de scheepvaart niet te koppelen aan het loods geld, maar daar een afzonderlijk tarief voor in re kening te brengen. Bij de recente wijziging van de scheepvaartverkeerswetgeving, die op 1 okto ber 1995 van kracht is geworden, is voorzien in de invoering van een afzonderlijk tarief voor de diensten van de walradarstations (het zoge naamde VBS-tarief) onder gelijktijdige verlaging van het loodsgeld met 6,4%. De grondslag voor het loodsgeld is de diepgang van het zeeschip: een klein schip met geringe diepgang betaalt on geveer duizend gulden voor een loodsreis van zee naar de Sloehaven bij Vlissingen, terwijl een groot schip met veel diepgang ruim tienduizend gulden betaalt. De grondslag van het VBS-tarief is de lengte van het zeeschip. Het VBS-tarief wordt geïnd door de douane en bedraagt per call ten minste 250 gulden tot ten hoogste 2.800 gulden. Bij de wijziging van de scheepvaartverkeers wetgeving is tevens voorzien in een aanzienlijke versoepeling van de loodsplicht. Hiervan profite ren categorieën zeeschepen die zijn vrijgesteld van de loodsplicht, zoals kleine zeeschepen zon der gevaarlijke lading aan boord en zeeschepen met een verklaringhouder aan boord (bij een aanloopfrequentie van ten minste achttien keer per jaar kan de gezagvoerder na een examen te hebben afgelegd een verklaring van vrijstelling voor een bepaald traject verkrijgen behalve in dien hij gevaarlijke stoffen in bulk vervoert waarna hij op dat traject zonder loods mag varen. Verzelfstandiging/privatisering De woorden verzelfstandiging en privatisering worden door elkaar gebruikt en er worden meer dere, verschillende definities van gegeven. Over het algemeen kan men stellen dat privatisering een verdergaande vorm van verzelfstandiging is, met als belangrijkste kenmerk de zogenaamde 'tucht van de markt'. Wat het loodswezen betreft, kunnen we in 1988 van verzelfstandiging spre ken: er was nog een verrekensystematiek met de overheid, een deel van de loodsgelden was nodig voor overheidstaken aangaande de walradar- en verkeersdienst en de Minister stelde de hoogte van de loodsgelden vast. Naar aanleiding van het rapport van de Com missie Verzelfstandiging Loodsdienst zijn er in 1991 op grond van een overeenkomst, welks in houd in de wet (Loodsenwet en Scheepvaartver keerswet) verwerkt is, op 1 oktober 1995 een drietal belangrijke wijzigingen doorgevoerd die de verzelfstandiging naar privatisering doen ver schuiven: ten eerste is er geen verrekensystema- Afb. 4: De helikopter boven een containerschip.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1996 | | pagina 31