132
EXOTEN IN ZEELA 1)
Nijlgans
De nijlgans behoort, net als de bij ons inheemse
bergeend, tot een groep die tussen de eenden en
ganzen instaat. Ze zijn iets groter dan bergeenden
en hebben een bruin lichaam en roze poten. Op
vallend zijn de donkere oogvlek en, in vlucht, de
witte voorvleugel die sterk contrasteert met de
donkere vleugeltoppen en de groenblauwe band
op de achtervleugel. De vogels broeden in dichte
vegetatie en in grond- of boom(!)holtes. Van ori
gine komt de nijlgans voor in Afrika bezuiden de
Sahara. In oostelijk Afrika volgt hij de Nijl tot in
zuidelijk Egypte. Tussen ca. 1700 en de eerste de
cennia van deze eeuw is de soort verdwenen uit
Zuidoost-Europa en het Midden-Oosten, waar
schijnlijk door een combinatie van jacht en ver
lies van geschikte habitat. Zoetwatergebieden met
een weelderige plantengroei vormen het favoriete
leefgebied. Of die wateren te midden van bossen
of juist in open delta's liggen maakt weinig uit.
Plaatselijk gedragen nijlganzen zich als trekvo
gels, vooral in broedgebieden die in het droge
seizoen uitdrogen. Het voedsel bestaat meestal
uit gras, zaden en plantenwortels. Plaatselijk wor
den landbouwgewassen gegeten.
Nijlganzen in Europa
Uit Afrika gehaalde nijlganzen werden reeds in
1678 gehouden in Engelse parken en in 1785
broedde de vogel al in wilde staat in diverse par
ken en landgoederen, voornamelijk in Norfolk.
Anno 1990 is dat nog steeds de belangrijkste re
gio voor de soort, die er nu met ten minste 300
paren voorkomt. In Engeland wordt het ideale
broedbiotoop omschreven als een plek met open
water in de nabijheid van kort gras en grote,
oude bomen om in te broeden. Het broedsucces
lijkt in Engeland over het algemeen niet erg hoog
te zijn: van de acht tot negen eieren per nest ko
men vaak niet meer dan twee jongen groot. Als
oorzaken hiervan worden de erg langzame groei
van de kuikens, nestpredatie door kraaien en
nestplaatsconcurrentie met Canadese en grauwe
ganzen genoemd. Het Engelse broedgebied
breidt zich langzaam uit, maar het aantal broed-
paren het kerngebied in Norfolk is stabiel.
Nijlganzen werden niet alleen in Engeland
geïntroduceerd, maar ook in Noord-Amerika,
Australië en Nieuw-Zeeland. Daar kon de soort
het echter niet bolwerken. Heel anders lijkt het
echter toe te gaan op het vasteland van Noord
west-Europa, waar de soort pas sinds enkele de
cennia in verwilderde staat aanwezig is. Zo
vormde zich in de omgeving van Brussel rond
1978 een vrijvliegende populatie vogels, die af
komstig waren van het Koninklijk Domein te La
ken. Inmiddels broeden hier tientallen paren, en
duiken steeds vaker nijlganzen elders in Vlaanc ■-
ren op. Ook in Duitsland broeden her en der vc -
wilderde exemplaren, vooral in grote steden n
langs de Nederrijn.
Nederland wordt veroverd
In Nederland ontstond aan het eind van de jan i
zestig een eerste vrijvliegende populatie uit or -
snapte vogels uit Rijswijk en het Dierenpark Wa -
senaar. De vogels vestigden zich vooral in de dt
nen bij Meyendel en op de grens van duin c
polder tussen Wassenaar en Leiden. De populat
groeide hier snel: van enkele paren begin jan. t
zeventig tot circa vijftig paar eind jaren zeventi
terwijl toen al groepen van circa 200 stuks I j
Wassenaar gezien werden. Blijkbaar vonden c
nijlganzen hier een ideale leefomgeving en wt -
nig concurrenten; de groei verliep hier imme s
veel sneller dan in Engeland!
Na deze overtuigende binnenkomst heeft c e
soort zich in wat kalmer tempo verder uitgebre d
in met name de Hollandse duinen, polders c n
landgoederen, teiwijl sinds eind jaren zeveni g
ook een trek naar het oosten op gang kwaï i.
Ook in de noordelijke Delta, en dan vooral h t
Haringvliet, wordt inmiddels jaarlijks gebroed.
De meeste Nederlandse nijlganzen lijken h
hele jaar niet verder dan enkele tientallen kilom -
ters van de broedplaats te trekken. Wel wordt
er buiten de broedtijd beduidend meer nijlganzt
in groepen op open terrein en bij open water gi -
zien. Goede winterspots zijn de Hollandse veei -
graslanden en de grote rivieren. In januari 19l 5
werden bij een incomplete telling al 2975 exer -
plaren geteld in Nederland, hetgeen een tota; -
schatting van 3500 a 4000 exemplaren zeki r
rechtvaardigt. Het gros van deze vogels zal ot
binnen de landsgrenzen tot broeden komen.
De Zeeu wse situatie
Sinds '1975 worden geregeld nijlganzen binnen ci
provinciegrenzen gezien. De waarneming va
een baltsend paartje in de Westenschouwse It
laag wees voor het eerst op de mogelijkheid d;
de vogels zich hier zouden vestigen, hetgeen i t
1989 voor het eerst echt gebeurde op de Spui
kop in het Markiezaatsmeer. Sindsdien heeft clt
soort zich als broedvogel gevestigd in de Grevi -
lingen (op diverse eilanden), het Dijkwater o r
Duiveland, in het Volkerakmeer en het Zoon
meer, het Markiezaat, het Veerse Meer, in d
Braakman en op Saeftinghe. Het lijkt er sterk O]
dat de nijlgans Zeeland op dit moment stormei
derhand aan het bezetten is, en dat deze ontwil- -
keling bepaald nog niet is afgerond. Het tota: I
aantal broedparen is moeilijk in te schatten, ma; r