136 WILHELM OTTO REI Z servatoriiim aan het Molenwater. In 1752 werd Reitz aangezocht als lid van de pas opgerichte Hollandsche Maatschappye der Weetenschappen te Haarlem. We konten hier later op terug. In 1736 was het leerlingenaantal van de Middel burgse Latijnse School nog redelijk: omstreeks veertig. De bloeitijd van de Latijnse scholen was echter voorbij: de burgerij verlangde een school die voorbereidde op een werkkring in handel of techniek en niet uitsluitend op een universitaire studie. In 1765 bezochten nog elf leerlingen de school en de hoogste klas was leeg. Reitz stelde voor, het aantal jaarklassen tot vier terug te bren gen, maar dat bracht geen verbetering. Na zijn overlijden in 1768 bleef de rectorsplaats anderhalf jaar vacant. Reitz' publicaties vóór 1752 Reitz' publicaties vóór 1752 betreffen zijn vak: docent klassieke talen en lector juris. In die tijd correspondeerde hij over vertalingen en taalkun dige kwesties, ook betreffende moderne talen, met de linguïst Balthasar I luydecoper. Zijn publi caties uit deze periode laten we hier rusten, om dat ze buiten het kader van dit artikel vallen. Op Reitz' proefschrift zullen we later ingaan. Een overzicht van zijn publicaties geeft het volgende beeld1: Dagregister op een reis naar Kanaan (1726), een vertaling uit het Hoogduits die hij sa men met zijn vader maakte, Historie van Michiel Servetus (1729), een vertaling uit het Latijn. Belga Graecissans (1730), Dissertatio cle Matbesi Juri- c/ica 1736), Praelectionum de Gymnasio Medio- burgensi (1737), Annotationes sporades (1739), Variantes in lustJustitiani (1744), Theophili An tecessors Paraphrasis Graeca Institutionem Caes (1751). In 1736 promoveerde Reitz te Utrecht op het 'Proefschrift over de Wiskunde van het Recht"1 en verwierf daarmee de doctorsgraad in de rechts wetenschappen. Wat moeten we onder de 'wis kunde van het recht' verstaan"? Veel geleerden waren het erover eens, dat de enige waarheidsga rantie voor de mens bestond uit duidelijkheid en helderheid. Een begrip is duidelijk als het ogen blikkelijk wordt herkend, en een betoog is hel der, als we het onmiddellijk begrijpen. De wis kunde muntte wegens haar strenge manier van definiëren en redeneren uit door helderheid en duidelijkheid. Een wiskundige aanpak zou an dere wetenschappen ongetwijfeld ten goede komen. Daarom zocht men naar een geheel van 'redeneringsregels', die op vele gebieden toepas baar zouden zijn, een formele logica die men toen 'universele mathesis' noemde. Voor de hand liggende toepassingsgebieden waren de wis- en natuurkunde, maar ook de rechtswetenschappen, zo meende men, konden van een dergelijke be nadering profiteren. In dit verband sprak mt n van 'mathesis juridica'. Reitz trachtte in zijn proefschrift aan te tont n dat een rechter dikwijls met behulp van de e wiskundige logica tot een oordeel kon komt Zij stelde hem in staat een redenering op jui: - heicl te toetsen en om een probleem op te losse De inhoudsopgave van Reitz' dissertatie geeft et n idee van de behandelde materie: Over de nieuv e grondbeginselen van het recht, op wiskundige wijze afgeleid; Bespreking van de samenhang 1 ij Aristoteles, De Groot en Pufendorff; Over de b - drieglijke wiskundigen en hun straf; Over t e voorrechten van de ware wiskundigen onder t t juristen; Over de wetten die belicht of verdedig I zijn vanuit de wiskunde; Over de wetten die vt - beterd zijn onder invloed van de wiskunde. Et i proefschrift, zoveel is duidelijk, dat helemaal pa t in de tijd van het rationalisme. 1752, een keerpunt In 1752 richtten zeven regenten te Haarlem ee t gezelschap voor wetenschapsbeoefening op mi t het doel, wetenschappelijke ontdekkingen aa t een ontwikkeld publiek ter kennis te brengen Deze mecenassen werden de directeuren van d 1 zogenaamde Hollandsche Maatschappye dt r Weetenschappen. Zij benoemden zestien ledei waaronder Wilhelm Otto Reitz uit Middelburg voor de rector een grote eer! Elk jaar werd ontlt hun redactie een bundel Verhandelingen uitgegt ven. Elk artikel moest voldoen aan twee eiser het moest in het Nederlands zijn geschreven e het moest een eigen ontdekking van de auteu bevatten. Elk lid was verplicht om één keer in cl zeven jaar een artikel in de Verhandelingen t publiceren. Het lidmaatschap van de Maatschappye boo> Reitz de kans om voor het eerst met zijn liefheb berij, de wiskunde, in de publiciteit te treden Aan Huydecoper had hij in één van zijn brievei al eens bekend, dat hij daar meer geestdrift voo opbracht dan voor het telkens maar weer uitleg gen van de Latijnse grammatica. Tijdens zijn ar tes-studie8 aan de universiteit had hij de wis kunde beoefend en deze was hem ongetwijfek blijven boeien. In de Verhandelingen verschenei van zijn hand twee artikelen over logaritmen twee over derde- en vierdemachts-vergelijkingei en één artikel over bol-driehoeken. De eerste verhandelingen verschenen in 1754 en 1755, die over vergelijkingen in 1757 en 1767 - dus me een vrij lange tussenpoos - en het meetkundig artikel werd gepubliceerd in 1768, het jaar var zijn overlijden. Merkwaardig is de verandering van het onderwerp van zijn publicaties; we zou den nu zeggen: van alfa naar beta, met als keer punt het jaar 1752.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1996 | | pagina 18