.1 LH ELM O'ITO REITZ
ïiLATiNSCKE SCHOOL H* Middelburg),
Wmlm
ï$ë%nmï0mtp?&/-
\fb. 2: De Latijnse school te Middelburg. Uit: M. Smallegange, Cronyk van Zeeland. Middelburg 1696, blz. 448, nr. 4.
De artikelen in de Verhandelingen nan de Hol
landse Maatschappij der Wetenschappen
nkele opmerkingen voorat. In zijn eerste artikel
merkte Reitz op. dat hij de wiskunde alleen beoe
fende 'by ledige uren' en uit 'enkele liefhebbery'.
Toch moet hij er veel energie in hebben gestopt,
tetuige het aantal wiskundige werken dat hij naar
igen zeggen heeft bestudeerd: drie eigentijdse
ïandboeken (Christian Freiherr von Wolff: Ele-
nenta matheseos (1750), Paul Halcken: Mathe-
natisches Sinnen-Konfect (1719) en Colin Ma-
laurin: Traité d'Algèbre (1753)) en twee oudere
werken (John Wallis: Arithmetica infinitorum
1665) en Abraham de Graaf: De geheelde Mathe
sis (1676)). Reitz verwijst het meest naar Wolff,
Halcken en De Graaf. Veel oorspronkelijk werk
in het Nederlands was er in die tijd niet en er
werd dus veel vertaald. Zo gaf Reitz als toegift bij
zijn artikel van 1757 de vertaling van een ge
deelte uit Clairauts Elements d'Algèbre 1749), een
werk dat later door A. Strabbe in zijn geheel in
het Nederlands werd vertaald.
De rector bewoog zich op het terrein van de
lagere wiskunde. Differentiaal- en integraalreke
ning treffen we in zijn artikelen niet aan. Hij
trachtte het werk van bovengenoemde grote wis
kundigen te verbeteren of aan te vullen. Reitz be
schreef zichzelf als de dwerg die op de schouder
van een reus klimt en daardoor verder kan kijken
dan de reus. Zo ontdekte hij dingen die de grote
mannen waren ontgaan.
Een kort overzicht van de artikelen geeft het
volgende beeld. Twee artikelen handelen over lo
garitmen: Nieuivgevonde Berekening der Kunst-
breuken (1754) en De Berekening van Kunsttal
len nader opgehelderd en grotelyks verlicht
(1755)''. Kunsttallen en kunstbreuken zijn logarit
men, die zeker in de achttiende eeuw een be
langrijk rekenhulpmiddel waren. Grote wiskundi
gen stelden log-tafels op. In zijn eerste artikel
introduceert Reitz een nieuwe schrijfwijze voor
logaritmen van breuken. Voor het grondtal tien
zijn dit negatieve getallen, en men zocht naar een
notatie die de berekeningen ermee zo vlot moge
lijk zou doen verlopen. Reitz' notatie was niet